H4 Leesvaardigheid - feiten, meningen, argumenten

Lezen
Hoofdstuk 4


- feiten
- meningen 
- argumenten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen
Hoofdstuk 4


- feiten
- meningen 
- argumenten

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze lessen kun je: 
- feiten herkennen en formuleren
- meningen herkennen en formuleren
- argumenten herkennen en formuleren
- onderscheid maken tussen standpunten en argumenten

Slide 2 - Diapositive

Beschrijf het uiterlijk van deze man, zonder je mening te geven.

Slide 3 - Question ouverte

Waarom zou je er niet zoals deze man uit willen zien?

Slide 4 - Question ouverte

Noem twee redenen waarom het een voordeel is om er zo uit te zien als Graham de botsmens. 
[1]  Misschien vind je hem niet mooi, maar vanuit evolutionair oogpunt is hij wel aantrekkelijk: Graham heeft een grote kans op overleven in de drukke stad met veel verkeer. 
[2]  Auto’s zijn in de loop der jaren steeds veiliger geworden door kreukelzones, gordels en airbags. De mens is echter niet ‘verbeterd’. Hoe zouden we eruit hebben gezien als ook bestuurders en voetgangers zich hadden aangepast, zodat ze een botsing makkelijk zouden overleven? Met die vraag in het achterhoofd gingen een trauma-arts, een ongevallendeskundige en een beeldhouwer aan de slag. Zij bouwden samen de modelmens Graham. Hij heeft extra vet en verstevigde ribben, die zijn hart en longen beschermen. Zijn schedel heeft meer hersenvocht dat werkt als schokdemper. Omdat hij geen nek meer heeft, zal hij geen whiplash krijgen bij een aanrijding. Een ontbrekende nek is wellicht onhandig bij het omkijken, maar ach, hij kan wél tegen een stootje. 

Naar: Quest, november 2016

Slide 5 - Diapositive

Is jouw mening veranderd na het lezen van de tekst?

Slide 6 - Question ouverte

Feiten en meningen
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is of niet. 

Een mening (of een standpunt) is wat iemand van iets vindt. Met deze mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 
ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens 

Slide 7 - Diapositive

Argumenten
Als een auteur zegt waarom hij/zij iets vindt, 
dan gebruikt hij/zij één of meerdere 
argumenten (redenen). 

Argumenten herken je vaak aan de volgende signaalwoorden: 
want, omdat, namelijk, immers. 
Feitelijke argumenten zijn het sterkst om iemand te overtuigen.

Slide 8 - Diapositive

Feit of mening:

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening:

In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Feit of mening:

Merijn leest nooit in de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Feit of mening:

Souhail had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quiz

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Mijn oma gaat dit jaar niet op wintersport, want ze heeft niet genoeg geld.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Dieselauto's ouder dan vijftien jaar zouden in het centrum van Utrecht verboden moeten worden; die stoten immers hoge concentraties giftige stoffen uit.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het standpunt en wat is het argument in onderstaande zin?

Omdat sommige leerlingen faalangstig zijn, geeft meneer Vonk geen onverwachte so's.

Slide 15 - Question ouverte

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
feit
feit
mening
mening

Slide 16 - Question de remorquage

Verwerking
Maak 
opdracht 1 - vraag 1,2,3,4,6,7 en 10
opdracht 2 - vraag 3,4 en 5 
blz. 102 - 104

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 1
1 de (musical)film La La Land
2 een feit – toelichting: Je kunt controleren of het waar is.
3 Het is terecht dat La La Land bij de Oscaruitreiking zes prijzen van de jury kreeg.
4 La La Land is echt heel mooi / een heel mooie film.
5 hoofdrolspelers, muziek, dansnummers en kleuren
6 Het zijn twee jonge filmsterren naar wie je eindeloos blijft kijken: Emma Stone en Ryan Gosling.
7 (1) Het roept veel emoties op. (2) Het is werkelijk prachtig.
8 eigen antwoord – bijvoorbeeld: Van de dansnummers kun je echt genieten.

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 1
9 mening = De kleuren in de film maken het kijken ernaar tot een speciale belevenis.
argument = Ze zorgen voor een heel aparte sfeer.
10 namelijk
11 mening = Je zult dit een prachtige film vinden.
argument = La La Land bevat genoeg ingrediënten die de film een echte topper maken.
12 Daarom


Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2 
1 de Wadden / het Waddengebied
2 eigen antwoord
 3 a initiatief (al. 1): idee
 b als eerste uit de bus zijn gekomen (al. 2): gewonnen hebben bij een verkiezing
 c genomineerden (al. 3): kandidaten
 d gepromoot (al. 3): naar voren geschoven
 e iconen (al. 3): beroemde voorbeelden
 f taferelen (al. 3): gebeurtenissen
 g gedaan zijn (al. 6): voorbij zijn
 h ongecontroleerd (al. 6): zonder regels
 
 
j bezinken (kadertekst): door een geringe stroomsnelheid naar de bodem zakken



Slide 20 - Diapositive

Opdracht 2 
i sturen (al. 5): regelen
j bezinken (kadertekst): door een geringe stroomsnelheid naar de bodem zakken
4 (1) Het Waddengebied is ontzettend mooi. (2) Iedereen kent het Waddengebied wel als het grootste natuurgebied van Nederland.
5 Hij wil daarmee aangeven dat er in het Waddengebied vaak dingen gebeuren die bijzonder zijn, ook al zijn ze voor het Waddengebied heel gewoon.
6 In alinea 3 staan vooral feiten, zoals ‘Het publiek kon stemmen op dertien plekken.’, ‘De Veluwe (Gelderland) en Nationaal Park Hollandse Duinen (Zuid-Holland) werden tweede en derde en een vakjury voegde daar nog een vierde winnaar aan toe: NLDelta Biesbosch-Haringvliet (Noord-Brabant, Zuid-Holland).’ ‘Het is 753.000 keer bekeken en heel vaak geliket.’



 
 



Slide 21 - Diapositive

Opdracht 2 
Biesbosch-Haringvliet (Noord-Brabant, Zuid-Holland).’ ‘Het is 753.000 keer bekeken en heel vaak geliket.’ 
7 middel = driehonderdduizend euro 
doel = het gebied nog beter te beschermen en mooier te maken 
signaalwoord = om
8 middel = filmpje van een scheermesje 
doel = laten zien hoe bijzonder het Waddengebied is
9

 



 
 



Slide 22 - Diapositive

10. ‘Ik vind het oostelijk deel bij Rottum het allermooist (M). Daar is het nóg stiller dan op andere plekken (F) en er liggen verschillende zandbanken (F).’ 
of: Maar de Wadden zijn meer dan het wad (M/F), volgens de boswachter. ‘Je hebt immers ook de eilanden zelf (F) en de kwelders (F).’ 
11 Nee, als je de bezoekersstroom controleert/stuurt, zal het allemaal wel meevallen. Bovendien is het Waddengebied heel groot en zijn er stukken waar je niet mag komen. 
12 De kadertekst geeft extra informatie over de Waddenzee (voor de lezer die de Waddenzee niet zo goed kent). 

Slide 23 - Diapositive

13 afbeelding 1: de tekst verfraaien (mooi plaatje) en de tekst verduidelijken (zo mooi is de Waddenzee nu);
afbeelding 2: de tekst verduidelijken (zo groot is het Waddengebied) en de tekst aanvullen (hier ligt het Waddengebied).

Opdracht 4
1 het toenemende sportschoolbezoek van jongens / steeds meer jongens naar de sportschool
2 eigen antwoord


Slide 24 - Diapositive

3 a obsessie (al. 2): ongewoon sterke belangstelling
b staven (al. 3): bewijzen
c zitten in de piepzak (al. 3): maken zich zorgen
d adolescenten (al. 3): jongvolwassenen (15-20 jaar)
e data (al. 4): gegevens
f streven (al. 4): doel dat je probeert te bereiken
g subtiel (al. 5): zeer klein
h aanleg (al. 6): talent
i proporties (al. 6): afmetingen
j zich conformeren aan (al. 7): zich aanpassen aan
4 De inleiding bestaat uit alinea 1 en 2. In die alinea’s wordt het onderwerp geïntroduceerd. 



Slide 25 - Diapositive

5 De waarneming dat steeds meer jongens aan krachttraining doen om er goed uit te zien.
6 (1) Onbegeleid aan zware gewichten hangen zou niet goed zijn voor jongeren in de groei. (2) Jongeren zouden makkelijk naar middelen grijpen die helpen bij het afslanken of bij de vorming van spieren, omdat ze in hun streven naar een gespierd bovenlijf te snel resultaten willen.
7 het feit dat veel sportscholen de leeftijdsgrens voor een lidmaatschap verlaagden, met alle gevolgen van dien (zie het antwoord op vraag 6)





Slide 26 - Diapositive

8 Ze denkt dat jongeren zonder deskundige begeleiding gaan experimenteren met afslank- en spiervormende middelen, en ze verwacht dat ze daardoor problemen zullen krijgen met hun gezondheid.
9 Via fitness een gespierd lichaam krijgen, is erg moeilijk (M). Het kost veel tijd (A), veel moeite (A) en je moet er aanleg voor hebben (A).
10 gespierd, sterk, slank en succesvol.
11 Met ‘Slaaf van je spieren’ wordt bedoeld dat de omvang van je spieren je leven bepaalt. (Je bent niet ‘vrij’: je moet steeds maar naar de sportschool en, als het resultaat van de training niet voldoende is, ga je middelen gebruiken waarvan je slanker wordt of waarvan je spiervorming krijgt.)
12 Steeds meer jongens gaan naar de sportschool om (te voldoen aan de eis om) er goed uit te zien.

Slide 27 - Diapositive

12 Steeds meer jongens gaan naar de sportschool om (te voldoen aan de eis om) er goed uit te zien. 

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive