2022-10-19_Herhaling werkwoordstijden

Werkwoordstijden
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordstijden

Slide 1 - Diapositive

Heden
Verleden
Toekomst
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 2 - Question de remorquage

ik zeg
ik zei
ik heb gezegd
ik had gezegd
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 3 - Question de remorquage

Onvoltooid
Voltooid
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

Slide 4 - Question de remorquage

Onvoltooide vs Voltooide tijden
Onvoltooide tijden hebben een praesensstam:
  • (voca-, audi-, terre-, dic-)

Voltooide tijden hebben een perfectumstam:
  • (vocav-, audiv-, terru-, dix-)

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
dic
-
i
tis
imperfectum
dic
eba
-
mus
perfectum
dix
-
-
it
plusquamperfectum
dix
era
-
nt

Slide 6 - Diapositive

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
praesensstam
-
(i voor -s/-t,
u voor -nt)
o, s, t, mus, tis, nt
imperfectum
praesensstam
(e)ba
-
m, s, t, mus, tis, nt
perfectum
perfectumstam
(a/i --> +v
 e --> u
 mk = onregelm.
-
-
i, isti, it, imus, istis, erunt
plusquamperfectum
perfectumstam
era
-
m, s, t, mus, tis, nt

Slide 7 - Diapositive

Uitzonderingen: esse en posse
praesens: sum, es, est, sumus, estis, sunt
imperf.: eram, eras, ...
perf.: fu-i, fu-isti, ...
pqpf: fu-era-m, fu-era-s

Als je esse kent, ken je posse ook (gewoon pos- / pot- voor esse zetten, pf-stam van posse = potu-)

Slide 8 - Diapositive

Hoe gaat het rijtje van de persoonsuitgangen van het perfectum?

Slide 9 - Question ouverte

Welke tijd is?

vixeram
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 10 - Quiz

Welke tijd is?

credis
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 11 - Quiz

Welke tijd is?

habitavit
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 12 - Quiz

potueratis
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 13 - Quiz

Werkwoorden benoemen
Formuleer je antwoord als volgt:

prs/impf/pf/pqpf, 1/2/3, ev/mv

Slide 14 - Diapositive

Benoem het werkwoord

dedisti

Slide 15 - Question ouverte

Benoem het werkwoord

eramus

Slide 16 - Question ouverte

Benoem het werkwoord

cucurreras

Slide 17 - Question ouverte

Benoem het werkwoord

credunt

Slide 18 - Question ouverte

Verschil Perfectum en Imperfectum
Perfectum = Actie! (eenmalige handeling, van korte duur)
         --> Toen ik aan het lopen was, viel plotseling een beer mij aan.

Imperfectum = Achtergrondinformatie (nadruk op duur, herhaling, gelijktijdigheid).
        --> Toen ik aan het lopen was, viel plotseling een beer mij aan.

Plusquamperfectum = Verder in het verleden (als je al in het verleden zit)

Slide 19 - Diapositive

Toepassen in tekst 18 (regel 1 t/m 8)
Lydiam dominus in forum ire iusserat. Acta
diurna ibi legere debebat, deinde domum venire
et domino nuntia narrare. Dominus semper
Lydiam mittebat, nam puella nuntia celerius
quam servi alii legere poterat et facilius memoria
tenere. In via Lydiam servus vidit. Servus amphoram
gravem portabat. Laete Lydiam salutavit. Dixit ea:
'Ave, Arcas, onus grave portas!' 








timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

SO t/m les 17: 7 november
Wat moet je kennen?
  • Woorden les 1 t/m 6 (thema 1) en les 16 en 17.
  • Grammatica thema 1 (rijtjes van de zelfstandig naamwoorden, zie HB p. 177-178).
  • Grammatica thema 2 (werkwoorden, zie HB p. 187 t/m 191).
  • Grammatica thema 3 (bijvoeglijk naamwoord, zie grammaticauitleg les 15, 16 en 17, HB p. 102 t/m 111).

Slide 21 - Diapositive

Welke 2 tijden maken gebruik van de praesensstam? Zet ze op volgorde onder elkaar in kleine letters

Slide 22 - Question ouverte

Welke 2 tijden maken gebruik van de perfectumstam? Zet ze op volgorde onder elkaar in kleine letters

Slide 23 - Question ouverte

Huiswerk
  • Begin met leren voor het SO.

Slide 24 - Diapositive

Noteer (onder elkaar in kleine letters) de uitgangen van de indicativus praesens.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer (onder elkaar in kleine letters) de uitgangen van de indicativus van het perfectum

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
terruit

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
vocavistis

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
potueras

Slide 29 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
poteras

Slide 30 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
audiebam

Slide 31 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
vocaverant

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
fuerant

Slide 33 - Question ouverte

Noteer de 4 (reeds behandelde) tijden van het Latijnse werkwoord onder elkaar in de goede volgorde en in kleine letters.

Slide 34 - Question ouverte

Welke 2 tijden maken gebruik van de praesensstam? Zet ze op volgorde onder elkaar in kleine letters

Slide 35 - Question ouverte

Welke 2 tijden maken gebruik van de perfectumstam? Zet ze op volgorde onder elkaar in kleine letters

Slide 36 - Question ouverte

Noteer (onder elkaar in kleine letters) de uitgangen van de indicativus van het perfectum

Slide 37 - Question ouverte

Noteer (onder elkaar in kleine letters) de uitgangen van de indicativus praesens.

Slide 38 - Question ouverte

Sleep de uitspraken en omschrijvingen naar de juiste tijd.
Praesens
Imperfectum
perfectum
Plusquamperfectum
infinitivus op -re
Heeft imperativusvormen
infinitivus op -isse
ik riep/ik heb geroepen
ik roep
Heeft geen inf. (2 antwoorden!
ik riep
ik had geroepen

Slide 39 - Question de remorquage

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
terreo

Slide 40 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
potueras

Slide 41 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
poteras

Slide 42 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
erant

Slide 43 - Question ouverte

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
audiebam

Slide 44 - Question ouverte

ik heb gehoord
wij hebben gehoord
hij heeft gehoord
jij hebt gehoord
zij hebben gehoord
jullie hebben gehoord
audivi
audivimus
audivisti
audivit
audiverunt
audivistis

Slide 45 - Question de remorquage

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
vocaverant

Slide 46 - Question ouverte

jullie hebben bevolen
jij had bevolen
jij beval
jullie bevelen
jij beveelt
jij hebt bevolen
iussistis
iusseras
iubetis
iubebas
iubes
iussisti

Slide 47 - Question de remorquage

Wat is de juiste vertaling?

dederas
A
jij geeft
B
jij gaf
C
jij hebt gegeven
D
jij had gegeven

Slide 48 - Quiz

jij valt
zij vallen
jullie vielen
jullie vallen
zij is gevallen
jullie waren gevallen
cadis
cadunt
caditis
cadebatis
cecidit
cecideratis

Slide 49 - Question de remorquage

Welke vertaling is ONJUIST?

emimus
A
wij kopen
B
wij kochten
C
wij hebben gekocht
D
wij hadden gekocht

Slide 50 - Quiz

ik heb gekund 



perfectum
ik kan 



praesens
ik kon



imperfectum
ik had gekund



pq. perfectum
potui
possum
potueram
poteram

Slide 51 - Question de remorquage

vivere
venire
videre
vincere
vixi
veni
vici
vidi

Slide 52 - Question de remorquage

Vertaal de volgende vorm (let daarbij op de tijd en de vorm). Noteer je antwoord in kleine letters:
vocavistis

Slide 53 - Question ouverte