Feiten, meningen en argumenten

feit, mening en argument
Wat is wat?
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

feit, mening en argument
Wat is wat?

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les:
  1. Weet je wat een feit is.
  2. Weet je wat een mening is.
  3. Weet je wat een argument is.

Slide 2 - Diapositive

Bekijk de honden.
Je zit in de jury van 'De lelijkste hond van Nederland' en je moet tien punten geven aan de lelijkste hond. Geef ook aan waarom je de hond de punten geeft.
1.                                            2.                                             3. 


Slide 3 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:          
       
Mening:         
                           
Argument:    


Slide 4 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.

Mening:         

Argument:    

Slide 5 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    


Slide 6 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit               Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.

Mening        Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.

Argument:    Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Slide 7 - Diapositive

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument   Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.
Een mening is dus altijd wat iemand vindt. 
Een argument is waarom iemand iets vindt.

Slide 8 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 9 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 10 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.

Slide 11 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.

Slide 12 - Diapositive

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.
Als iemand belt voor iets belangrijks, dan kun je niet snel opnemen.

Slide 13 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 14 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 15 - Diapositive

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument
Blauw licht uit beeldschermen onderdrukt het slaapopwekkende hormoon melatonine.

Slide 16 - Diapositive

Jouw presentatie
  1. Wat is het onderwerp?
  2. Waarom kies je dit onderwerp, wat maakt het voor jou interessant?

Slide 17 - Diapositive

Mijn presentatie gaat over...
  1. Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat:
  2. Wat wil je over het onderwerp vertellen?
  3. Maak gebruik van: 
  • feiten en benoem jouw mening 
  • Onderbouw punt 3 met argumenten

Slide 18 - Diapositive

Aan het einde van de les:
  1. Weet je wat een feit is.-------> waar/ niet waar-->controleren
  2. Weet je wat een mening is.----------> eens/oneens mee zijn
  3. Weet je wat een argument is.--------> overtuigen

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk voor maandag:
  1. Je weet je onderwerp voor de presentatie
  2. je weet wat je over het onderwerp wilt vertellen
  3. je hebt feiten, argumenten en een mening toegevoegd

Slide 20 - Diapositive

Volgende les: 
Gaan we werken aan de opbouw van je presentatie
(KOP, MIDDENSTUK, STAART)

je mag natuurlijk al vooruit werken :-)

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive