Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Oefenen SE 1
Slide 1 - Diapositive
Er zijn negen levenskenmerken, noem 5 van deze levenskenmerken?
Slide 2 - Question ouverte
In het filmpje zie je het levenskenmerk groeien. Welk levenskenmerk zie je nog meer?
Slide 3 - Question ouverte
Hebben alle organismen alle levenskenmerken?
A
Ja, alle organismen die leven
B
Nee, alleen dieren hebben levenskenmerken
C
Nee, planten hebben geen levenskenmerken
Slide 4 - Quiz
Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen
Slide 5 - Quiz
Bij mitose
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Neemt het aantal chromosomen af
C
Neemt het aantal chromosomen toe
D
Chromosomen bestaan niet
Slide 6 - Quiz
Waarom doet een organisme aan mitose?
Slide 7 - Question ouverte
Vindt mitose in het hele lichaam van een organisme plaats
Slide 8 - Question ouverte
Ik zie in een celkern 9 chromosomen zitten. Is dit een geslachtscel of een lichaamscel? leg uit waarom?
Slide 9 - Question ouverte
De organisatie niveaus van groot naar klein:
A
Cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
Slide 10 - Quiz
Het hart is een voorbeeld van een....
A
weefsel
B
cel
C
orgaan
D
orgaanstelsel
Slide 11 - Quiz
Een laborant onderzoekt de chromosomen die afkomstig zijn van een mens.
In de afbeelding zie je de chromosomen. Zijn deze chromosomen van een man of een vrouw?
A
man
B
vrouw
Slide 12 - Quiz
Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
geslachtschromosomen
B
geslachtscellen
C
lichaamscellen
Slide 13 - Quiz
Vader met 46 chromosomen Moeder met 46 chromosomen Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en
23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader
Slide 14 - Quiz
Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen
C
Zijn lichaamscellen
Slide 15 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat een chromosomen paar?
A
46
B
23
C
2
Slide 16 - Quiz
Noem een verschil in bouw tussen een eicel en een zaadcel. En welk voordeel heeft de zaadcel van zijn bouw?
Slide 17 - Question ouverte
Welk celonderdeel heeft een plant die andere rijken niet hebben
A
celwand
B
vacuole
C
celkern
D
bladgroenkorrels
Slide 18 - Quiz
Wat kan een plant met bladgroenkorrels in zijn cellen?
Slide 19 - Question ouverte
Bij wie vindt meer mitose plaats?
A
kind
B
bejaarde
Slide 20 - Quiz
Geleedpotigen hebben:
A
Een Inwendig skelet
B
Een uitwendig skelet
C
Geen skelet
Slide 21 - Quiz
Wat is het voordeel van een exoskelet (of wel uitwendig skelet of pantser)?
Slide 22 - Question ouverte
Geleedpotigen hebben een pantser die niet mee kan groeien. Hoe kan een geleedpotige wel groeien?
Slide 23 - Question ouverte
Welk diagram hoort bij de groeicurve van een rolpissebed?
A
B
C
D
Slide 24 - Quiz
Dierlijkecellen hebben de volgende celonderdelen
A
celkern, cytoplasma en centrale vacuole
B
celkern, celwand en cytoplasma
C
celkern, celmembraan, cytoplasma
D
cytoplasma, bladgroenkorrels en centrale vacuole
Slide 25 - Quiz
Schimmels hebben de volgende celonderdelen
A
celkern, celwand, cytoplasma en centrale vacuole
B
bladgroenkorrels, celkern, celwand en cytoplasma
C
celwand, celmembraan, cytoplasma
D
cytoplasma, celmembraan, bladgroenkorrels en centrale vacuole
Slide 26 - Quiz
Welk celonderdeel heeft een bacterie niet?
A
celwand
B
celkern
C
cytoplasma
D
celmembraan
Slide 27 - Quiz
Hoe planten wieren zich voort?
A
Door deling
B
Door sporen
C
Door zaden
Slide 28 - Quiz
Wat hebben spoorplanten niet
A
stengels
B
bladeren
C
wortels
D
bloemen
Slide 29 - Quiz
Zet de woorden bij de juiste afbeeldingen
zaadplant
sporenplant
zaadplant
sporenplant
Slide 30 - Question de remorquage
Wieren
Zaadplanten
Sporeplanten
Slide 31 - Question de remorquage
Waar herken je een zaadplant aan?
Slide 32 - Question ouverte
Als ik een veld vol zomerbloemen ga maaien, welke consequenties heeft dat voor de voortplanting?
Slide 33 - Question ouverte
Noem een eencellige schimmel
Slide 34 - Question ouverte
Wat voor soorten eten kan je maken met behulp van gist?
Slide 35 - Question ouverte
Wat zijn gewervelden?
A
Organismen zonder botten
B
Organismen met een uitwendig skelet
C
Organismen met een inwendig skelet
Slide 36 - Quiz
Koudbloedig
Koudbloedig
Warmbloedig
Warmbloedig
Slide 37 - Question de remorquage
Vogel
Vissen
Amfibieën
Reptielen
Zoogdieren
Zoogdieren
Reptielen
Slide 38 - Question de remorquage
Gewerveld
Ongewerveld
Slide 39 - Question de remorquage
Een vleermuis haalt adem met longen. De huid van een vleermuis is bedekt met haren. Is een vleermuis levendbarend of plant het dier zich voort door middel van eieren? Leg je antwoord uit.
Slide 40 - Question ouverte
WAt is dit voor type gewervelden en waar zie je dit aan?