Gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
VpkHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Gesprekstechnieken

Slide 1 - Diapositive

Wat is het percentage non-verbale communicatie in een gesprek?
A
30-40%
B
5-10%
C
70-90%
D
60-80%

Slide 2 - Quiz

Welke non-verbale communicatie is van belang voor een goed gesprek

Slide 3 - Carte mentale

Wat is een goede positie om te zitten bij een gesprek met een patiënt en waarom?
A
Tegenover de patiënt zitten zorgt voor een natuurlijke gespreksflow.
B
Achter de patiënt zitten zorgt voor een gevoel van autoriteit.
C
Op een hogere stoel zitten benadrukt de rol van de zorgverlener.
D
Naast de patiënt zitten bevordert een gevoel van gelijkwaardigheid.

Slide 4 - Quiz

Hoe laat je zien dat je actief luistert naar de ander?

Slide 5 - Carte mentale

"Wanneer luisteren om te reageren, overgaat in luisteren om te begrijpen, ontstaat er echt contact"

Slide 6 - Diapositive

Welke soorten vragen ken je?

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer stel je gesloten vragen en wanneer open vragen?

Slide 8 - Carte mentale

U wilt zeker geen informatie meer?
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Is het belangrijk om open vragen te stellen?
A
Nee, gesloten vragen zijn effectiever.
B
Nee, alleen de dokter mag praten.
C
Ja, omdat het de patiënt de kans geeft om zijn verhaal te vertellen.
D
Nee, open vragen zijn te tijdrovend.

Slide 10 - Quiz

'Kunt u aangeven waar de pijn zit? Links of rechts?'
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Heeft u deze pijn al lang of is het goed uit te houden?
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van doorvragen in de diepte?
A
Doorvragen naar specifieke details van een gebeurtenis.
B
Snel doorgaan naar een ander onderwerp.
C
Niet doorvragen en aannames maken.
D
Vragen om algemene informatie over het onderwerp.

Slide 13 - Quiz

Hoe kan doorvragen in de breedte worden toegepast?
A
De respondent onderbreken tijdens het antwoorden.
B
Niet verder vragen na het eerste antwoord.
C
Doorvragen naar verschillende aspecten van het onderwerp.
D
Alleen naar de positieve kanten vragen.

Slide 14 - Quiz

Wat is parafraseren ?
A
Het aanvullen van de patiënt zijn verhaal.
B
Het letterlijk herhalen van de patiënt zijn woorden.
C
Het negeren van de patiënt zijn verhaal.
D
Het herformuleren van wat de patiënt heeft gezegd.

Slide 15 - Quiz

Wat is het verschil tussen samenvatten en parafraseren?

Slide 16 - Carte mentale

Wat is het doel van parafraseren in een gesprek?
A
Laten zien dat je echt luistert
B
Je toetst of wat je waarneemt echt juist is
C
Het sturen van het gesprek
D
Het tonen van begrip voor de gesprekspartner

Slide 17 - Quiz

Hoe kun je gevoelsreflectie toepassen in een gesprek?
A
Het benoemen van de emoties van de gesprekspartner
B
Het geven van advies aan de gesprekspartner
C
Het minimaliseren van de emoties van de gesprekspartner
D
Het vermijden van emotionele onderwerpen

Slide 18 - Quiz

Waarom is het belangrijk om parafraseren en gevoelsreflectie toe te passen?
A
Om de gesprekspartner te onderbreken
B
Om de gesprekspartner te overtuigen van jouw standpunt
C
Om de ander te laten merken dat je echt luistert
D
Om het gesprek snel af te ronden

Slide 19 - Quiz

Wat is een passende opening in een anamnese gesprek?

Slide 20 - Carte mentale

Wat is een passende afsluiting van een anamnese gesprek?

Slide 21 - Carte mentale