Herhaling hoofdstuk 3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Welkom  

economen!

Wat gaan we doen vandaag?

• Herhalen hoofdstuk 3
• 
  
• Afsluiten

Hoofdstuk 3: Ben jij ondernemend?

3.1 Wat zijn de kosten?

3.2 Wat levert het op?

3.3 Vraag en aanbod

3.4 Macht op de markt?

Welke afkorting kun je gebruiken om de productiefactoren te onthouden?

1. CATAMARAN
2. KAJAK
3. VALK
4. KANO

Wat zijn de 4 productiefactoren

Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?

1. loon, pacht, huur, rente en winst
2. arbeid, natuur, kapitaal
3. loon, pacht, natuur en kapitaal
4. arbeid, rente, winst en loon

Wat is de toegevoegde waarde van een product?

Toegevoegde waarde betekent dat een product meer waard wordt doordat het bewerkt is door een bedrijf. Men heeft hier arbeid, tijd en energie ingestoken.

  

Gedurende het productieproces wordt een product steeds meer geschikt voor gebruik.

Picnic is een online supermarkt, die alleen thuisbezorgt. Waaruit bestaat de toegevoegde waarde van Picnic ten opzichte van een gewone supermarkt?

Welke kosten zijn vaste kosten?

1. Afschrijving van een machine
2. Kosten voor het water
3. Benzine kosten
4. Kosten schoonmaakmiddelen

't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk.

Hoeveel zijn de totale variabele kosten? Schrijf je berekening op.

't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk.

Bereken de kostprijs per product

't Huuske verkocht afgelopen maand 4700 snacks, welke worden ingekocht bij de groothandel. Per maand betaalt het bedrijf €750 huur, de loonkosten van een vaste werknemer €1800 en verzekeringen €980. De variabele kosten bestaan uit de ingekochte snacks. De gemiddelde inkoopprijs bedraagt €0,75 per stuk. De gemiddelde verkoopprijs is € 2,- (excl btw)

Hoeveel bedraagt het nettoresultaat. Geef aan of het resultaat positief of negatief is.

Brutowinstmarge

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. 

De brutowinstmarge op groente is veel hoger is dan op veel andere producten, bijvoorbeeld wasmiddelen.
-->Verklaar waarom de brutowinstmarge op groente veel hoger moet zijn dan de brutowinstmarge op wasmiddelen.

Arbeidsproductiviteit

Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit

Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit

Een scharenfabriek produceert 3.033 scharen per maand. Er zijn 25 werknemers in fulltime dienst. Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer, per week

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?

1. scholing
2. arbeidsvoorwaarden
3. arbeidsverdeling
4. productiefactoren

Als een werknemer in een bedrijf eerst 5 dozen in één uur kan bezorgen en nu 3 dozen in 30 minuten. Wat gebeurd er dan met de arbeidsproductiviteit?

1. Stijgt
2. Daalt
3. Veranderd niet
4. Valt niet te beoordelen

Welke aanpassing zal de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur zeker doen stijgen?

1. een snellere machine gebruiken
2. extra personeel aannemen
3. het personeel langer laten werken
4. minder produceren

Wat is de definitie van het begrip 'productiecapaciteit'?

1. De maximaal mogelijke productieomvang
2. Hoeveel een bedrijf kan maken met grondstoffen
3. Hoeveel een bedrijf kan maken met het personeel in dienst
4. Hoeveel er in een jaar geproduceerd kan worden

evenwicht & verschuiven vraag- en aanbodlijn

evenwichtsprijs

prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn

evenwichtshoeveelheid

aantal producten dat wordt aangeboden

bij de evenwichtsprijs

omzet = afzet x prijs

De Benzinemarkt

De benzinemarkt wordt gekenmerkt door enkele grote aanbieders die 80% van de benzinemarkt in handen hebben. Langs de snelweg is dat in Nederland 100%. Een partij lijkt prijsleider te zijn. Elke keer als deze partij zijn prijs aanpast volgen onmiddellijk de anderen. Vanwege dit patroon van prijsveranderingen verdenkt de overheid de grote benzineleveranciers van kartelvorming. Starten op de benzinemarkt is lastig. De investeringen zijn te hoog. Daarnaast is er altijd het risico van een benzineoorlog waardoor je je investeringen niet meer terug verdiend.

Benzine is een homogeen product.

1. waar
2. niet waar

Homogeen of Heterogeen

Homogeen: in de ogen van de consument geen verschillen (komkommer is een komkommer)

Heterogeen: wel verschillen volgens de consument (Apple is beter dan Samsung)

Van welke marktvorm is er sprake op de benzinemarkt.

1. Monopolie
2. Monopolistische concurrentie
3. Oligopolie
4. Volkomen concurrentie

Wat is een kartel?

1. Een groep bedrijven die prijsafspraken maakt
2. Een groep ministers die afspraken maken.
3. Een groep mensen die demonstreren.
4. Een groep werknemers die een CAO willen.

Leg uit waarom vrije toe- en uittreding niet goed werkt op de benzinemarkt

Plaats de vier marktvormen in volgorde van weinig tot geen concurrentie op de markt tot veel concurrentie op de markt.

Volkomen concurrentie

Monopolistische concurrentie

Monopolie

Oligopolie

Zet de kenmerken bij de juiste marktvorm. 

Oligopolie

Monopolistische concurrentie

Weinig aanbieders

Veel aanbieders

Heterogene goederen

Risico op kartels

Vaak ontstaat een marktleider

Meestal vrije toetreding

einde

einde