Thorbecke en Willem II

Binnen = beginnen
Maak de opdracht
Loopt de timer? -> dan is het stil
Klaar? -> lever de opdracht bij mij in en leg je map op tafel
timer
1:00
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Binnen = beginnen
Maak de opdracht
Loopt de timer? -> dan is het stil
Klaar? -> lever de opdracht bij mij in en leg je map op tafel
timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Eind van de les weet je hoeveel macht de koning nog heeft
- Eind van de les weet je wat er in 1848 veranderde voor Nederland
- Eind van de les kun je uitleggen wie Thorbecke is

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

1848
In dit jaar breken er revoluties uit in meerdere landen.
Koning Willem II is bang voor een revolutie in Nederland

Slide 4 - Diapositive

Nieuwe grondwet 
Komt er om een revolutie te voorkomen
Thorbecke krijgt de leiding

Twee belangrijke veranderingen: 
1. Ministeriële verantwoordelijkheid
2. Koning onschendbaar 

Slide 5 - Diapositive

Samenvatting
  • In 1848 nieuwe grondwet --> parlement meer macht. (parlementair stelsel)
  • Thorbecke schrijft de grondwet.
  • Twee belangrijke dingen:
                   1. Ministeriële verantwoordelijkheid (ministers                                                                     bepalen)
                  2. Koning onschendbaar (koning moet zich aan de wet                                                     houden)


Slide 6 - Diapositive

Klik
Maak de opdrachten die horen bij Willem II en Thorbecke.
timer
1:00

Slide 7 - Diapositive

In welk jaar krijgt Nederland een nieuwe grondwet?
A
1884
B
1814
C
1848
D
1852

Slide 8 - Quiz

Wie schreef de nieuwe grondwet?
A
Koning Willem II
B
Thorbecke

Slide 9 - Quiz

Wie kreeg er door de nieuwe grondwet meer macht?
A
Het parlement
B
De koning
C
Ministers

Slide 10 - Quiz

Dat de koning onschendbaar is betekent dat..
A
hij alles mag doen
B
hij boven de wet staat
C
hij zich gewoon aan de wet moet houden

Slide 11 - Quiz