3hv H5 Spelling - lastige leestekens

H5 lastige leestekens 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

H5 lastige leestekens 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Ik weet hoe ik komma's, dubbele punten en aanhalingstekens kan gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Komma
  • Gebruik je voor of na een aanspreking: 
    Jessica, kun je die som even op het bord schrijven?
  • Gebruik je bij opsommingen (maar niet voor en): 
    - Ik ga morgen naar Rotterdam, Den Haag en Leiden. 
  • Gebruik je tussen twee persoonsvormen:
    - Als onze hond naar de dierenarts moet, krijgt hij altijd eerst een snoepje.

Slide 3 - Diapositive

Komma
  • Gebruik je voor en achter een bijstelling:
    - Ik wil graag op stedentrip naar Berlijn, de hoofdstad van Duitsland, omdat mij dat een mooie stad lijkt. 
  • Gebruik je tussen een hoofdzin en bijzin, als de delen te lang zijn:
    - Ik heb een onvoldoende gehaald voor de toets, omdat ik niet zo goed geleerd heb de afgelopen weken. 
Tip
Vóór voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien en terwijl kan meestal het best een komma worden geplaatst.


Slide 4 - Diapositive

Dubbele punt
  • Voor een citaat (directe rede):
    - De meester zei: 'Rekenen en taal zijn de belangrijkste vakken op de basisschool.'
  • Een gedachte: Ik dacht: wat is Nederlands toch moeilijk af en toe.
  • Een opsomming: Ik heb vanmiddag de volgende vakken: rekenen, taal, aardrijkskunde en muziek.
  • Een uitleg of toelichting:
    - Ik heb geen huiswerk: ik had het in de les al af.

Slide 5 - Diapositive

Aanhalingsteken
  • Gebruik je bij citaten:
- Jan zegt: 'Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam.'
- 'Als je klaar bent,'  zei de docent, 'leg je je blaadje op de hoek van de tafel.'
  •  Gebruik je als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: 
Hoe schrijf je het woord 'onmiddellijk'?
  • Gebruik je als het woord of de woordgroep op een bepaalde manier gebruikt wordt (bijvoorbeeld spottend): 
- Toen de klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren. 

Slide 6 - Diapositive

Akkers velden moerassen en wegen waren onder een sneeuwlaag bedolven.

Slide 7 - Question ouverte

Nee om zijn werk hoeft Piet je broer zich niet te bekommeren.

Slide 8 - Question ouverte

Welk teken? Omdat hij laat was ....... werd de trainer boos.
A
geen
B
komma
C
puntkomma
D
nieuwe zin

Slide 9 - Quiz

"Hier ben ik geboren," zei Ryan.
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 10 - Quiz

'Waarmee kan ik u helpen?' vroeg de medewerkster.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 11 - Quiz

Er ging door mijn hoofd heen: wat heb ik nou weer gedaan?
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 12 - Quiz

Thomas zei tegen de docent: 'Meneer, wanneer moet ik het proefwerk inhalen'?
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 13 - Quiz

Er is allerlei fruit bananen sinaasappels appels en een mango.

Slide 14 - Question ouverte

Opdrachten
  • Maken opdr. 1 t/m 4 blz. 169/170 
Let op: je maakt alle opdrachten in je schrift
  • Je kijkt de opdrachten zelf na.

Slide 15 - Diapositive