zenuwstelsel

zenuwstelsel



anatomische indeling
functionele indeling


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

zenuwstelsel



anatomische indeling
functionele indeling


Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les: 

kun jij  de werking van het zenuwstelsel beschrijven


kun jij  de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen



Slide 2 - Diapositive

centraal - perifeer
  1. centrale zenuwstelsel : 
 hersenen en ruggenmerg
  1. perifeer zenuwstelsel: zenuwen vanuit hersenen en ruggenmerg. 
  2. Deze kun je onderverdelen in: sensorische en motorische zenuwen

Slide 3 - Diapositive

Hersenen
  • 86 miljard zenuwcellen
  • iedere zenuwcel kan met ongeveer 5.000 andere zenuwcellen verbinding maken
  • wegen 1 - 1,5 kg

Slide 4 - Diapositive

Ruggenmerg
-Hoofd en hals direct met hersenen verbonden
-Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden
-Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen

Slide 5 - Diapositive

functie sensorisch
hersenen krijgen info vanuit 
* sensorische zenuwen  vanbuiten:  (zien, horen, ruiken, voelen en proeven)
van binnennuit het lichaam info over bloeddruk, temperatuur, 

komt binnen via sensorische cel, gaat via ruggenmerg naar hersenen 

Slide 6 - Diapositive

motorische zintuigen 
via de hersenen terug naar ruggenmerg en de motorische uitput.  zij gaan naar het doelorgaan.

willekeurig ; iets wat we bewust aansturen. bv hand opsteken 
onwillekeurig ; geen bewuste invloed, bv hartslag is nu 80 pm


Slide 7 - Diapositive

sympatisch
fight - flight
  • Alert
  • zweetklieren
  • hartslag omhoog 
  • stress systeem in actie
  • lever geeft suikers af
  • arm, been, buikspieren spannen aan




Slide 8 - Diapositive

para sympatisch 
rust - herstel 
  • normale ademhaling
  • zweten stopt
  • spierspanning daalt
  • hartslag daalt
  • voedsel wordt verteerd

Slide 9 - Diapositive

Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel
Heb je niet alles goed? Druk op reset.

Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie

Slide 10 - Question de remorquage

Functie zenuwstelsel
  1. Het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.

      In zintuigcellen ontstaan impulsen onder invloed van        prikkels

  1. Regelen van de werking van spieren en klieren

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

onderdelen zenuwcel (neuron)

Dendrieten: meerdere korte celuitlopers, deze geleiden de impuls naar het cellichaam.
Cellichaam: elk neuron heeft een cellichaam waarin zich de kern bevindt. 
Celkern: in de kern is de genetische code, ofwel het DNA opgeslagen, die bepaalt hoe de cel zich ontwikkelt en werkt.
Axon: één lange uitloper die zich uitstrekt naar een ander neuron,spier of klier.
Myeline: wit vettig materiaal dat zich om het axon bevindt. Maakt snellere impulsgeleiding mogelijk.
Synaps: is een speciaal gebied waar de zenuwprikkels van de ene zenuw overgaan op de andere en hier kunnen twee zenuwcellen communiceren. Dit gebeurt door het vrijkomen van chemische stoffen, de neurotransmitters

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Dendriet
Cellichaam
Kern

Slide 15 - Question de remorquage

Axon
Myelineschedel
Synaps

Slide 16 - Question de remorquage

0

Slide 17 - Vidéo

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 18 - Question de remorquage

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 19 - Quiz

Een ander woord voor een zenuwcel is?
A
Dendriet
B
Impulsen
C
Neuronen
D
Axon

Slide 20 - Quiz

Zenuwcellen hebben vertakte uitlopers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Een axon is?
A
Witte mergschede
B
Een lange uitloper van een neuron
C
Grijze stof
D
Een korte uitloper van een neuron

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive