H7.4 (3): Rekenen aan verbrandingsreacties 4 mavo

Hoofdstuk 3: Verbrandingen
Paragraaf 3: Rekenen aan verbrandingsreacties
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3: Verbrandingen
Paragraaf 3: Rekenen aan verbrandingsreacties

Slide 1 - Diapositive

Rekenen met massaverhouding
  1. Geef de kloppende reactievergelijking
  2. Schrijf de massaverhouding op
  3. Gegeven/gevraagd
  4. Maak een verhoudingstabel

Krijg je een volume van een vloeistof of gas? Reken dit eerst om naar massa!

Slide 2 - Diapositive

Overmaat: Cake bakken





4 eieren                halve liter melk             200 gram meel

Slide 3 - Diapositive

Overmaat
Wanneer een van de beginstoffen op is stopt de reactie.
De andere beginstof is dan niet altijd op, je spreekt dan van een stof in overmaat.


Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld: verbranding methaan
Je laat 20 gram methaan verbranden met 75 gram zuurstof. Laat met een berekening zien welke stof in overmaat aanwezig is.

  1.      16            +      64         ->        44         +      36
  2.      20            +       ??        ->         

CH4+2O2>CO2+2H2O

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeld: verbranding methaan
Je laat 20 gram methaan verbranden met 75 gram zuurstof. Laat met een berekening zien welke stof in overmaat aanwezig is.

  1.      16            +      64         ->        44         +      36
  2.      20            +       ??        ->         
  4.

Welke stof is er nu in overmaat aanwezig?
CH4+2O2>CO2+2H2O
166420=80

Slide 6 - Diapositive

Waterstofgas is een goede nieuwe brandstof voor auto's. Bij de verbranding ontstaat alleen water.
Geef de reactievergelijking en de massaverhouding.

Slide 7 - Question ouverte

In de tank van de auto zit 50 gram waterstof en 360 gram zuurstof. Welke stof is in overmaat aanwezig?
A
Waterstof
B
Zuurstof

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is de overmaat aan waterstof in de vorige vraag? (50 gram waterstof en 360 gram zuurstof)

Slide 9 - Question ouverte

Aan de slag!
Maken opgave 32 t/m 41 op blz 76 t/m 79

Slide 10 - Diapositive