werkvoorspelling 3 (vt/tt)

zet de goede vorm van het werkwoord in de zin. 

let op:
tt = tegenwoordige tijd
vt = verleden tijd 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

zet de goede vorm van het werkwoord in de zin. 

let op:
tt = tegenwoordige tijd
vt = verleden tijd 

Slide 1 - Diapositive

Toen ___ jij je moeder voor je nieuwe fiets
(bedanken, VT)

Slide 2 - Question ouverte

vroeger ___ de boeren hun land veel vaker
(bemesten, VT)

Slide 3 - Question ouverte

jij ____ de boom
(bemesten, tt)

Slide 4 - Question ouverte

Gisteren ___ is mijn kamer.
(poetsen, vt)

Slide 5 - Question ouverte

De mensen ___ vorige week allemaal een andere uitkomst
(raden, vt)

Slide 6 - Question ouverte

Ik ___ mijn tanden twee keer per dag
(poetsen, tt)

Slide 7 - Question ouverte

Ik ___ gisteren mijn shirt.
(vouwen, vt)

Slide 8 - Question ouverte

John en Vic ___ gisteren samen de soep.
(roeren, vt)

Slide 9 - Question ouverte

Mila ___ toen haar koude handen.
(verwarmen, vt)

Slide 10 - Question ouverte

mijn zus ____ op de bevroren sloot
(schaatsen, tt)

Slide 11 - Question ouverte

____ jij de doos nog open?
(maken, tt)

Slide 12 - Question ouverte

wij ___ vorige jaar een prentenboek met de juf.
(maken, vt)

Slide 13 - Question ouverte

Jij ___ een bloemenkrans voor aan de deur
(maken, tt)

Slide 14 - Question ouverte

jij ___ het gebit van je broertje.
(flossen, tt)

Slide 15 - Question ouverte

Toni en Dion ___ hun leven met drugs.
(verwoesten, tt)

Slide 16 - Question ouverte

Deborah___ haar typediploma
(halen, tt)

Slide 17 - Question ouverte

Mijn ouders ___. de fruitbomen
(bemesten, tt)

Slide 18 - Question ouverte

jullie ___ over het schoolplein.
(rennen, tt)

Slide 19 - Question ouverte

Ik ___ de kat van mijn oom.
(aaien, tt)

Slide 20 - Question ouverte

Peter en Kaja ____ vorige week de moeilijke rekenles.
(verpesten, vt)

Slide 21 - Question ouverte