Taal groep 4 - thema 6

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 4

Spelling

We gaan oefenen met het dictee van les 11.

Een klein .......

1. duim
2. duimtje
3. duimpje
4. duimetje

Brr, wat is het ....

1. warm
2. koud
3. lauw
4. heet

Dit is een klein ......

Dit is een klein .......

Een lekkere, warme .....

1. haard
2. steen
3. hout
4. water

Op een klok zie je de ....

1,5 meter .......

Wat een schattig, klein .......

1. bakje
2. huisje
3. glaasje
4. raampje

Taal 

We gaan oefenen met de onderwerpen en themawoorden van thema 6.

Woordenschat

Welke nieuwe woorden heb jij onthouden?

Het portret is ...

1. een foto of schilderij van iemand dichtbij
2. een foto of schilderij waar dingen op staan die niet kunnen bewegen
3. een foto of schilderij van de natuur
4. dat wat dichtbij is

Het landschap is ...

1. een foto of schilderij van iemand dichtbij
2. een foto of schilderij waar dingen op staan die niet kunnen bewegen
3. een foto of schilderij van de natuur
4. dat wat dichtbij is

Het stilleven is ...

1. een foto of schilderij van iemand dichtbij
2. een foto of schilderij waar dingen op staan die niet kunnen bewegen
3. een foto of schilderij van de natuur
4. dat wat dichtbij is

De voorgrond is...

1. een foto of schilderij van iemand dichtbij
2. een foto of schilderij waar dingen op staan die niet kunnen bewegen
3. een foto of schilderij van de natuur
4. dat wat dichtbij is

Laten zien of laten merken dat je iets voelt (bijvoorbeeld vrolijkheid of verdriet)

1. aanstaren
2. de lens
3. uitdrukken
4. het humeur

'Naar het vogeltje kijken' betekent:

1. Kijk maar in de lens
2. Kijk maar naar een vogel buiten
3. Kijk nergens naar
4. Kijk maar naar boven

Loeren is...

1. scherp naar iets kijken
2. met open mond naar iets kijken, je kijkt dom of verbaasd
3. je kijkt een tijdje naar één punt, maar je ziet eigenlijk niets
4. je kijkt van binnen naar buiten of andersom, maar wil niet gezien worden

Staren is...

1. scherp naar iets kijken
2. met open mond naar iets kijken, je kijkt dom of verbaasd
3. je kijkt een tijdje naar één punt, maar je ziet eigenlijk niets
4. je kijkt van binnen naar buiten of andersom, maar wil niet gezien worden

Aangapen is...

1. scherp naar iets kijken
2. met open mond naar iets kijken, je kijkt dom of verbaasd
3. je kijkt een tijdje naar één punt, maar je ziet eigenlijk niets
4. je kijkt van binnen naar buiten of andersom, maar wil niet gezien worden

Gluren is...

1. scherp naar iets kijken
2. met open mond naar iets kijken, je kijkt dom of verbaasd
3. je kijkt een tijdje naar één punt, maar je ziet eigenlijk niets
4. je kijkt van binnen naar buiten of andersom, maar wil niet gezien worden

Het symbool is...

1. een plaatje dat iets anders voorstelt
2. een cijfer, letter of iets anders
3. in de tijd dat iets gebeurt
4. je tanden tikken zachtjes tegen elkaar

Klappertanden is...

1. een plaatje dat iets anders voorstelt
2. een cijfer, letter of iets anders
3. in de tijd dat iets gebeurt
4. je tanden tikken zachtjes tegen elkaar

Een teken is...

1. een plaatje dat iets anders voorstelt
2. een cijfer, letter of iets anders
3. in de tijd dat iets gebeurt
4. je tanden tikken zachtjes tegen elkaar

Tijdens is...

1. een plaatje dat iets anders voorstelt
2. een cijfer, letter of iets anders
3. in de tijd dat iets gebeurt
4. je tanden tikken zachtjes tegen elkaar

De beeldtaal is...

1. een kleine, makkelijke tekening die iets betekent.
2. de taal waarin je schrijft met beelden, zoals symbolen, pictogrammen, cartoons en tekens
3. een grappige tekening
4. dit woord gebruik je als je zeker weet waarover het gaat

Het pictogram is...

1. een kleine, makkelijke tekening die iets betekent.
2. de taal waarin je schrijft met beelden, zoals symbolen, pictogrammen, cartoons en tekens
3. een grappige tekening
4. dit woord gebruik je als je zeker weet waarover het gaat

Een cartoon is...

1. een kleine, makkelijke tekening die iets betekent.
2. de taal waarin je schrijft met beelden, zoals symbolen, pictogrammen, cartoons en tekens
3. een grappige tekening
4. dit woord gebruik je als je zeker weet waarover het gaat

Bepaald is...

1. een kleine, makkelijke tekening die iets betekent.
2. de taal waarin je schrijft met beelden, zoals symbolen, pictogrammen, cartoons en tekens
3. een grappige tekening
4. dit woord gebruik je als je zeker weet waarover het gaat

Kennelijk is...

1. duidelijk te zien
2. als iets logisch is, klopt het
3. met
4. graag willen helpen

Wanneer-deel, werkwoord en wie-deel

Wat is een wanneer-deel?

1. Straks
2. Onder de boom
3. In de klas
4. Bij het huis

Wat is een wanneer-deel?

1. Marie
2. Morgen
3. In de kast
4. Eten

Wat is het wanneer-deel?
Over 2 weken is het vakantie!

1. is
2. vakantie
3. het
4. over 2 weken

Wat is het werkwoord?
Lotje eet een appel.

1. Lotje
2. appel
3. een
4. eet

Wat is het werkwoord?
Mama en ik lopen snel naar huis.

1. Mama
2. snel
3. lopen
4. naar huis

Wat is het wie-deel?
Mama en ik lopen snel naar huis.

1. Mama en ik
2. snel
3. lopen
4. naar huis

Wat is het wie-deel?
Zij heeft mooie oorbellen.

1. heeft
2. mooie
3. oorbellen
4. zij

Enkelvoud, meervoud en tegenstellingen

Maak meervoud van het woord: hapje.

Maak het meervoud van het woord: boek

Wat is de tegenstelling van het woord: koud

Wat is de tegenstelling van het woord: lekker