H.5 Hoofdletters en aanhalingstekens

 Spelling H.5 
Hoofdletters en aanhalingstekens
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Spelling H.5 
Hoofdletters en aanhalingstekens

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees onderstaande zinnen. Wat is het verschil tussen beide zinnen?
a Ingeborg gaf zojuist de koning een hand.
b Ingeborg gaf zojuist De Koning een hand.
A
Er is geen verschil.
B
Er is een verschil in betekenis.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin
    (denk om de uitzonderingen!).
  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. 
  • bij eigennamen
Kleine letters
Je gebruikt een kleine letter:  
  • bij samenstellingen met religieuze feesten:
  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan:
  • bij windstreken;
  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes. 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In Nederlandse namen krijgen tussenvoegsels als van, de en der geen hoofdletter als er een ander deel van de naam – de voornaam, voorletters, naam van de partner – voor staat. Juist zijn dus:
Nynke van der Sluis, 
N.C. van der Sluis,
mevrouw Jongsma-van der Sluis.
 

Als er geen voorletter, voornaam, achternaam of een ander tussenvoegsel voor staat, krijgt het tussenvoegsel een hoofdletter:
mevrouw Van der Sluis,
meneer De Boer
 
De verkorte vormen ’t en d’ worden altijd als kleine letter geschreven: 
meneer ’t Hart, 
mevrouw d’Ancona. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
A
de kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
B
De kerkstraat ligt in het centrum van Alkmaar.
C
De kerkstraat ligt in het centrum van alkmaar.
D
De Kerkstraat ligt in het centrum van Alkmaar.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.
A
Ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.
B
Ik wil graag naar de Griekse eilanden op vakantie.
C
ik wil graag naar de Griekse eilanden op vakantie.
D
ik wil graag naar de griekse eilanden op vakantie.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

's avonds mag je niet naar buiten.
A
'S avonds mag je niet naar buiten.
B
's Avonds mag je niet naar buiten.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

't is goed met je.
A
't Is goed met je.
B
'T is goed met je.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3 minuten duurt het filmpje.
A
3 minuten duurt het filmpje.
B
3 Minuten duurt het filmpje.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

@tekens gebruik je voor emailadressen.
A
@tekens gebruik je voor emailadressen.
B
@-Tekens gebruik je voor emailadressen.
C
@-tekens gebruik je voor e-mailadressen.
D
@-tekens gebruik je voor emailadressen.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

kelvin van der steen
A
Kelvin van der Steen
B
Kelvin Van Der Steen

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

meneer a. van der steen
A
meneer A. van der Steen
B
meneer A. Van der Steen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

meneer van der steen
A
meneer van der Steen
B
meneer Van der Steen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

kerstmis - kerstvakantie
A
kerstmis - kerstvakantie
B
Kerstmis - kerstvakantie
C
Kerstmis - Kerstvakantie
D
kerstmis - Kerstvakantie

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

kerstmis - eerste kerstdag
A
Kerstmis - eerste kerstdag
B
kerstmis - eerste kerstdag
C
Kerstmis - eerste kerstdag
D
Kerstmis - Eerste Kerstdag

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

christendom, jodendom en de islam
A
christendom, jodendom en de islam
B
Christendom, Jodendom en de Islam

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In hoeverre weet je nu welke woorden met hoofdletter geschreven moeten worden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

- Bij een directe rede of een citaat
Hij vroeg: "Hoe zit dat?"
"Hoe zit dat?", vroeg hij. 

Moeder vertelde: "Gisteren vielen de mussen van het dak."
"Gisteren", vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."

Aanhalingstekens:

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geen aanhalingstekens:
- Bij gedachten
    --> Ik dacht: hoe kom ik hier onder uit?

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wel aanhalingstekens, maar geen citaat:
- Als je het woord zelf bedoelt en niet de
   betekenis
   --> Ik ken het woord 'pathologie' niet.

- Bij titels
    --> Ik lees het boek 'Kruistocht in
            spijkerbroek'.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

"Sara zei:" Ik heb een super
vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Thomas zei "Daar heb ik geen zin in."
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quiz

De dubbele punt mist. 
"Ik vind het niet leuk!", riep Lotte.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
hij zei in mei leggen alle vogels een ei

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf deze zin met alle leestekens en hoofdletters:
maar vroeg van houten spreken we morgen nog af

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

"Maar", vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In hoeverre kun je aanhalingstekens op de juiste plek in de zin zetten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions