didactische ondersteuning les 9

didactische ondersteuning les 9
kennis van materialen om ontwikkeling doelgericht te stimuleren.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Keuzedeel didactische ondersteuningMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

didactische ondersteuning les 9
kennis van materialen om ontwikkeling doelgericht te stimuleren.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

doelen deze week
Je hebt begrip van de verschillende ontwikkelingsfasen van een mens.
Je kunt verschillende ontwikkelingsgebieden noemen
je hebt inzicht in de normale ontwikkeling van een basisschoolkind.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

verschillende gebieden
  1. fysieke en motorische ontwikkeling
  2. cognitieve ontwikkeling
  3. spraak-taal ontwikkeling
  4. psychosociale ontwikkeling
  5. morele ontwikkeling 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. fysieke ontw.

Eerste 4 jaren groeit een kind heel erg snel.
Daarna weer rond de pubertijd.
Goede voeding zoals doorgaans in Europa zorgt voor lange mensen. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

motorische ontwikkeling
Fijne motoriek:
met blokjes bouwen, kralenplank, knippen.
Grove motoriek
voetballen, klimmen, klauteren.
Sensomotorisch motoriek
motorische reactie op zintuigelijke informatie. 

Slide 6 - Diapositive

sensomotoriek
Baby's leren door te ruiken proeven, horen en zien.

door de zintuigelijke waarnemingen leert een kind over de wereld om hem heen.
kinderen experimenteren de hele dag met van alles en nog wat. 

cognitieve ontw.
cognitie: kennis.
cognitie kan je niet zien, zoals je een kind groter ziet worden maar wel aan gedragingen en uitingen.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cognitie = kennis
De cognitieve ontwikkeling = Leren onthouden & toepassen
In beeld krijgen door: vragen stellen aan een kind

Belangrijkste aspecten van leren zijn:
Het geheugen: onthouden & herinneren informatie
De aandacht: controle hebben over waar je op let & concentratie
De cognitie: Hoe je waarneemt, redeneert, denkt, begrijpt

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn verschillende stromingen binnen de cognitieve ontwikkelingspsychologie:

Behaviorisme, cognitivisme, constructivisme


Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behaviorisme

Belonen & straffen
Je komt onbeschreven ter aarde
Conditioneren = aanleren
Fysioloog Pavlov -> klassiek conditioneren (aanleren)
 Fred Skinner: goed gedrag belonen.


Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cognitivisme
Kinderen leren door experimenteren (ontdekken)
Je krijgt kennis niet vanzelf, maar je maakt eigen kennis
Nieuwe kennis komt van buitenaf (wat doet een kind met een nieuw voorwerp?)
Jean Piaget - 4 ontwikkelfases
Sensomotorisch - Pre operationele - Concreet operationele - Formeel operationele

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Jean Piaget

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spraak ontwikkeling

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

psychosociale ontwikkeling
De ontwikkeling van het kind in relatie tot zijn sociale omgeving.
Dus het ontwikkelen va het vermogen die helpend zijn  tot  omgaan met anderen.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

morele ontwikkeling
drie stadia:
  1.  Pre conventioneel stadium ( 0-10/12 jaar)
  2. Conventioneel stadium (12-18 jaar)
  3. Post conventioneel stadium (18 jaar en daarna)

Slide 15 - Diapositive

1. Pre conventioneel stadium
Dit stadium duurt vanaf de geboorte tot de leeftijd van 10-12 jaar. Kinderen leren vooral wat goed en slecht is. Ze reageren op volwassenen en wat in de omgeving gebeurt. Opvallend is dat kinderen vooral leren door straffen en belonen, waarbij ze leren om hun grenzen te verleggen. Kinderen in deze leeftijd vinden het nog moeilijk om iets met anderen te delen of iemand te helpen.

2. Conventioneel stadium
Deze periode duurt totdat het kind volwassen is (18 jaar). Ze weten wat goed en slecht is en kunnen de juiste emoties in bepaalde situaties tonen. Zo kan het kind zich schuldig voelen, zonder dat iemand hem of haar op het foute gedrag wijst. Kinderen in deze leeftijd zijn gevoelig voor de mening van anderen, waarbij ze er vooral bij willen horen. Dit kan het gedrag negatief of positief beïnvloeden.

3. Post conventioneel stadium
Het laatste stadium begint vanaf de leeftijd van 18 jaar en kan levenslang duren. Sommige mensen doorlopen dit stadium nooit volledig, waardoor de morele ontwikkeling achterblijft op die van anderen. Mensen in het post conventioneel stadium gaan graag discussies met betrekking tot regels of de wetgeving aan. De eigen normen en waarden zijn aanwezig, maar ze snappen ook dat het soms beter is om hier tijdelijk vanaf te stappen.

Een goede morele ontwikkeling betekent dat diegene respect heeft voor zichzelf en vooral voor anderen. Hij of zij weet dat het in het leven draait om geven en nemen, waarbij ook rekening wordt gehouden met de gevoelens en gedachten van anderen. Moreel gedrag betekent ook dat iemand besef heeft van normen en waarden, zowel in de thuissituatie als op het werk of ergens anders en dat normen en waarden kunnen verschillen.

Fasen van die ontwikkeling zijn:
1 De koppigheidsfase van een (ongeveer) tweejarig kind. Hierbij ontdekt een kind zijn autonomie
 2 De imitatiefase, waarin een kind sociale interactie ontwikkelt door anderen na te doen;
3 De ontwikkeling in het spel, van solospel via parallelspel naar gemeenschappelijk spel;
4 Het proces van socialisatie, waarbij een kind ingroeit in de sociale wereld en het kind zich conformeert naar de eisen van de samenleving.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

inrichten klas/hoek
  • vaak verschillende functies
  • afspraken waarom en hoe
  • kinderen moeten de weg kunnen vinden en hebben dus aanknopingspunten nodig ( markers) duidelijke grenzen/ paden om van het een naar het ander te gaan. ( bijv. kleed, daar loop je niet overheen, maar omheen ) veilig gevoel
  • multifunctioneel( ruimtes flexibel in te delen)
  • naar buiten kijken
  • naar bord 
  • en soms ook gericht op de activiteit die gaat gebeuren.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

opdracht in teams
Pak je reader en ga naar blz 25. 
3  groepjes gaan samen aan de slag.  
elk groepje 1 casus. 
gebruik ook je boek van did. activerende werkvormen.

15 minuten aan de slag. ben je klaar,  even pauze. 

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

afsluiting

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions