Week 3 onderdeel B2 Voedselovergevoeligheid en diabetes

Blok 6
Theorie:
Voedselovergevoeligheid
Diabetes


Start alvast mixed en classroom

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Blok 6
Theorie:
Voedselovergevoeligheid
Diabetes


Start alvast mixed en classroom

Slide 1 - Diapositive

Voedselallergie of intolerantie
(herhaling) 
Voedselallergie

Bij een voedselallergie is het afweersysteem ‘in de war’ en reageert het op één of meer allergenen. Het afweersysteem denkt dat het voedingsmiddel een schadelijke stof is en maakt antistoffen. De eerstvolgende keer dat het lichaam met deze allergenen in contact komt, ontstaat door de antistoffen een acute allergische reactie.
De klachten ontstaan dus direct.


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Voedselallergie of intolerantie
(herhaling) 
Voedselintolerantie

Bij een voedselintolerantie speelt het afweersysteem geen rol. Het is een reactie van het lichaam op bepaalde bestanddelen van voedingsmiddelen. Deze bestanddelen worden niet verteerd of opgenomen door het lichaam. De stoffen die bij een intolerantie de klachten veroorzaken, heten ‘triggers’. Bekend voorbeeld is een lactose-intolerantie. Hierbij kunnen de darmen de suiker die voorkomt in melkproducten niet goed verteren.
De klachten als buikpijn, diarree of huiduitslag volgen pas later. (8-48 uur)




Slide 4 - Diapositive

NOG EEN KLEIN STUKJE HERHALING 
  •  Allergie = Levensgevaarlijk!  Mensen kunnen zelfs doodgaan aan een allergische reactie, wanneer het lichaam in een anafylactische shock (ofwel: anafylaxie) belandt

  • Meeste allergische reacties op: koemelk, schaaldieren, schelpdieren, vis, kippenei, noten, pinda, soja, appel en sesamzaad

Slide 5 - Diapositive

Voedselallergie
Voedselintolerantie
reactie van het lichaam vrijwel meteen na het eten van een allergeen.
de reactie komt veel later ( 8 tot 48 uur )
hevige reactie ( anafylactische shock (ofwel: anafylaxie), kun je aan doodgaan.)
reacties zijn heel verschillend per persoon

Slide 6 - Question de remorquage

Waarom komt voedselallergie vaker voor bij baby’s en jonge kinderen?

A
Hun darmen en afweersysteem zijn nog niet volledig ontwikkeld.
B
Hun voeding bevat meer stoffen die een allergie kunnen uitlokken.
C
Zij worden aan meer ziektekiemen blootgesteld.
D
Zij zijn vaker verkouden en eten dan niet goed.

Slide 7 - Quiz

Voorbeelden van een voedselallergie zijn?
timer
0:30
A
Vis en schaaldieren allergie
B
Noten allergie
C
Tarwe allergie
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 8 - Quiz

Om welke voedselallergie gaat het hier?
A
Gluten allergie
B
Notenallergie
C
Weekdieren allergie
D
Graanallergie

Slide 9 - Quiz

Kun je van Glutenintolerantie (coeliakie) genezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

EVEN ZELF AAN DE SLAG
- MENS & GEZONDHEID 
- BLOK 6 HET GEZONDHEIDSCENTRUM 
- HAPJES VOOR MENSEN MET VOEDSELOVERGEVOELIGHEID
-OPDRACHT 6
Let op: de kruiswoordpuzzel van opdracht 6.4  inleveren in classroom

Slide 11 - Diapositive

DIABETES oftewel Diabetes Mellitus

Slide 12 - Diapositive

Diabetes
Wordt ook wel s. . . . . . . . . . . . genoemd
Een ander woord voor suiker is g. . . . . .

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Glucose is
A
een koolhydraat
B
een hormoon

Slide 16 - Quiz

Type 1

A
komt vooral voor bij jonge mensen
B
komt vooral voor bij ouderen (maar ook wel bij jongeren)

Slide 17 - Quiz

Type 2

A
is een auto-immuunziekte
B
is een welvaartsziekte

Slide 18 - Quiz

Bij diabetes

A
Moet je zorgen dat je geen suiker in je bloed hebt
B
Moet je zorgen dat de hoeveelheid suiker op een goed niveau zit

Slide 19 - Quiz

Mensen die voor ze iets eten moeten berekenen hoeveel insuline er nodig is (en dan insuline inspuiten) hebben:
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 20 - Quiz

Verschijnselen van diabetes zijn:

A
Veel moeten plassen, veel dorst
B
Veel moeten plassen, veel dorst

Slide 21 - Quiz

Bij teveel suiker in je bloed heb je een:

A
hypo
B
hyper

Slide 22 - Quiz

Bij een hyper:

A
Moet je insuline spuiten
B
Moet je iets eten

Slide 23 - Quiz

Aan de slag 

*Maak opdracht 10  wat weet jij over diabetes 


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive