Paragraaf 3 De kledingboetiek

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 2 (5 min)
  • behandelen paragraaf 3 (15 min) 
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (15 min)
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 2 (5 min)
  • behandelen paragraaf 3 (15 min) 
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (15 min)

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen paragraaf 3 De kledingboetiek
Ik kan verschillende bedrijfskosten benoemen en onderverdelen
Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen
Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen

Slide 2 - Diapositive

Rekenen met BTW
Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%. 
Bereken de consumentenprijs

Slide 3 - Diapositive

Rekenen met BTW
Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%. 
Bereken de consumentenprijs

  1. BTW berekenen:
    € 125 : 100 x 21 = € 26,25
  2. Consumentenprijs berekenen
    € 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 4 - Diapositive

Inclusief BTW

Stel een tv kost € 600,- exclusief BTW
Wat is de consumentenprijs?

Slide 5 - Diapositive

Uitwerking

verkoopprijs exclusief BTW = 100%
btw = 21%
consumentenprijs inclusief BTW = 121%
dus € 600,- : 100 = x 21% = € 126,-
consumentenprijs = € 600,- + € 126,- = € 726,-
Dus verkort is dan € 600,- x 1,21 = € 726,-

Slide 6 - Diapositive

BTW
Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1.25. De BTW is € 0,09.
Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 7 - Diapositive

Uitwerking
Broodje kost € 1,25 - € 0,09 = € 1,16

Slide 8 - Diapositive

Omzet berekenen
Bekijk de gegevens hiernaast.
Bereken de omzet van de winkel

Slide 9 - Diapositive

Omzet berekenen
Bekijk de gegevens hiernaast.
Bereken de omzet van de winkel



Omzet = Afzet x verkoopprijs
16 x € 59,80 = € 956,80

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen paragraaf 3 De kledingboetiek
Ik kan verschillende bedrijfskosten benoemen en onderverdelen
Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen
Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen

Slide 11 - Diapositive

Bedrijfskosten
  • Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.

=> Voorbeelden:
- Huisvesting, Loonkosten, Verkoopkosten etc.

Slide 12 - Diapositive

Bedrijfskosten

Slide 13 - Diapositive

Vaste kosten

Zijn constant gelijk

Voorbeelden:
Huurkosten
Afschrijvingskosten
Loonkosten vast personeel
Variabele kosten

Hangt samen met de drukte in het bedrijf
Voorbeelden:
Reclame
Schoonmaak
Loonkosten voor extra personeel

Slide 14 - Diapositive

Afschrijvingskosten
Waardevermindering van auto's, inventaris en machines

Slide 15 - Diapositive

Afschrijvingskosten per maand
(aanschafprijs - restwaarde) : Gebruiksduur in maanden

kan natuurlijk ook per jaar dan...
(aanschafprijs - restwaarde) : Gebruiksduur in jaren

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld Afschrijving

Slide 17 - Diapositive

NETTOWINST = NETTO RESULTAAT  
Van de brutowinst moeten nog andere kosten worden afgetrokken om uiteindelijk de winst te bepalen.

Slide 18 - Diapositive

Schema winst berekenen

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld verkoop appelgebakjes
Onze omzet appelgebakjes was    € 400,-. 
De inkoopwaarde was                        € 200,-  -
Brutowinst.                                              € 200.     

Ik had nog aan kosten hulp € 30,-, verpakkingen € 10,- kraamkosten € 10,-

Totale bedrijfskosten zijn dan          € 50,-

Nettowinst                                                € 150,-

Slide 20 - Diapositive

Kostprijs
- De kosten die worden gemaakt voor een product. 
- De kostprijs heb je nodig om uiteindelijk de verkoopprijs te bepalen. 
- Wanneer je de kostprijs en de verkoopprijs weet, kan je ook de winst per product uitrekenen. 
- Kostprijs = inkoopprijs + bedrijfskosten per product



Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld
Een spijkerbroek kost voor de inkoop € 17,50. De totale bedrijfskosten zijn € 7000 per maand. De afzet is 800 spijkerbroeken per maand
Bereken eerst de bedrijfskosten per product per maand
€ 7.000 / 800 spijkerbroeken = € 8,75
Hoeveel bedraagt de kostprijs van 1 spijkerbroek?
€ 8,75 + 17,50 = € 26,25

Slide 22 - Diapositive

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 1 paragraaf 3

  • Lees de theorie op bladzijde 17
  • Maak de opdrachten 1 t/m 14

Slide 23 - Diapositive

opdrachten maken

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Wat hebben we geleerd?

Slide 26 - Carte mentale

Maken hoofdstuk 1 paragraaf 3
opdracht 1 t/m 14
inleveren door middel van foto of bestand

Slide 27 - Question ouverte