Ned_Gym1_Week8_les1_1b

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Grammatica oefentoets, lezen

Hoe ging deze les?
Top inzet weer!

Hoe ging het leren van de woordjes en het leren van de stof voor grammatica woordsoorten?


Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Inhoud vandaag
Toetsplanning
Stillezen

Woordjes G bespreken
Invulopdracht herhaling grammatica
Korte uitleg leesautobiografie (herhaling)
Zelfstandig aan de slag (leesautobiografie)
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat F



Slide 3 - Diapositive

Inhoud deze week klas 1b
Herhalen grammatica woordsoorten

Leesautobiografie

Schooltaalwoorden G 

Kahoot! F 

Toets grammatica woordsoorten (tijd over? Herfstquiz)

Slide 4 - Diapositive

Toetsplanning 

  • Cijfer zakelijke e-mail (cijfer, uiterlijk zaterdag 10 oktober in magister)


Na de herfstvakantie:
  • SO schooltaalwoorden A t/m G (vrijdag 23 oktober)

Slide 5 - Diapositive

Reminder boekverslag
1. Schrijf over het boek een brief aan een vriend(in). Vertel eerst in het kort waar het boek over gaat. Leg daarna uit waarom je vriend(in) het boek zou moeten lezen. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


2. Maak een abc-tekst bij het verhaal. Bijvoorbeeld: de A is van Angst die Rosa voelt als zij…, de B is van Brugklas, waar Rosa voor het eerst…. De letters q, x en y mag je overslaan.





Slide 6 - Diapositive

Reminder boekverslag
3. De hoofdpersoon van het verhaal doet van alles. Soms ben je het daarmee eens, soms ook niet. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon. Vertel daarin wat je vindt van wat die persoon heeft gedaan en wat hij/zij heeft meegemaakt. Leg ook uit waarom je dat vindt. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


4. Stel je voor dat een van de personen een dagboek bijhoudt. Doe alsof jij die persoon bent. Schrijf drie korte stukjes die deze persoon in de loop van het verhaal noteert. Kies geschikte (belangrijke) momenten uit het verhaal. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een dagboektekst uitziet, noem dus de dag en datum waarop in het dagboek is geschreven.





Slide 7 - Diapositive

10 min stillezen
timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

Woorden G invullen

Slide 9 - Diapositive

Schooltaalwoorden G
Gelasten
Gênant
Geregeld
Gezegde
Globaal


Zegswijze: Geduld is een schone zaak

Slide 10 - Diapositive

Schooltaalwoorden G

Gelasten: bevelen, dwingend verzoeken
Voorbeeldzin: Nadat er daar een ongeluk gebeurd was, gelastte de politie onze groep jongeren dóór te lopen.


Gênant: schaamtevol
Voorbeeldzin: Ik hoop dat mijn oom niet wéér dronken zal zijn tijdens het grote familiefeest binnenkort; dat zou zo’n gênante situatie zijn.

Slide 11 - Diapositive

Schooltaalwoorden G
Geregeld: vaak, regelmatig
Voorbeeldzin: Het komt geregeld voor dat Dick te laat is.


Gezegde a) grammaticaal begrip b) uitdrukking
Voorbeeldzin betekenis 1: Ik vind het altijd leuk om het gezegde te zoeken in een lange, moeilijke zin; soms is het naamwoordelijk!
Voorbeeldzin betekenis 2: ‘Het roer omgooien’ is een gezegde dat ontleend is aan de scheepvaart.

Slide 12 - Diapositive

Schooltaalwoorden G

Globaal: in grote lijnen, niet gedetailleerd 
Voorbeeldzin: Wie globaal naar de coronakaart van het RIVM kijkt, zal denken dat het virus onderhand elke gemeente wel heeft bereikt.


Geduld is een schone zaak: Geduld is een goede eigenschap
Voorbeeldzin: Mijn tante is ontzettend veeleisend: alles moet altijd onmiddellijk van haar; als wij even sloom of traag zijn, wordt ze boos. “Geduld is een schone zaak”, zeg ik vaak tegen haar.


Slide 13 - Diapositive

Woorden G invullen

Slide 14 - Diapositive

Schooltaalwoorden G
Gelasten
Gênant
Geregeld
Gezegde
Globaal


Zegswijze: Geduld is een schone zaak

Slide 15 - Diapositive

Schooltaalwoorden G

Gelasten: bevelen, dwingend verzoeken
Voorbeeldzin: Nadat er daar een ongeluk gebeurd was, gelastte de politie onze groep jongeren dóór te lopen.


Gênant: schaamtevol
Voorbeeldzin: Ik hoop dat mijn oom niet wéér dronken zal zijn tijdens het grote familiefeest binnenkort; dat zou zo’n gênante situatie zijn.

Slide 16 - Diapositive

Schooltaalwoorden G
Geregeld: vaak, regelmatig
Voorbeeldzin: Het komt geregeld voor dat Dick te laat is.


Gezegde a) grammaticaal begrip b) uitdrukking
Voorbeeldzin betekenis 1: Ik vind het altijd leuk om het gezegde te zoeken in een lange, moeilijke zin; soms is het naamwoordelijk!
Voorbeeldzin betekenis 2: ‘Het roer omgooien’ is een gezegde dat ontleend is aan de scheepvaart.

Slide 17 - Diapositive

Schooltaalwoorden G

Globaal: in grote lijnen, niet gedetailleerd 
Voorbeeldzin: Wie globaal naar de coronakaart van het RIVM kijkt, zal denken dat het virus onderhand elke gemeente wel heeft bereikt.


Geduld is een schone zaak: Geduld is een goede eigenschap
Voorbeeldzin: Mijn tante is ontzettend veeleisend: alles moet altijd onmiddellijk van haar; als wij even sloom of traag zijn, wordt ze boos. “Geduld is een schone zaak”, zeg ik vaak tegen haar.


Slide 18 - Diapositive

Lesdoel
Je weet wat je moet doen voor jouw leesautobiografie en hebt hier alvast een start gemaakt.

Je begrijpt de stof voor de toets grammatica woordsoorten en oefent hier eventueel extra aan als je een onderdeel nog lastig vindt.


Slide 19 - Diapositive

Weten we het nog (grammatica woordsoorten)?

Slide 20 - Diapositive

Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?
A
Iets tastbaars, wat je aan kunt raken. Zoals: armband, Noordzee.
B
Iets wat je niet aan kunt raken. Zoals: vrede, oorlog, verdriet

Slide 21 - Quiz

Welke woorden zijn een abstract zelfstandig naamwoord?
A
schoen, tuinslang, laptop
B
spook, dag, twijfel

Slide 22 - Quiz

Noem de twee soorten lidwoorden (plus de bijbehorende lidwoorden).

Slide 23 - Question ouverte

Antwoord
Onbepaald lidwoord: een

Bepaald lidwoord: de en het 

Let op: 'Het' is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort. 

Zoals: Het waait heel hard of het is vijf uur.

Slide 24 - Diapositive

In welke zin staat een bepaald lidwoord?
A
Het is een zonnige dag.
B
Het verhaal vind ik heel spannend!

Slide 25 - Quiz

Antwoord
Weet je het nog?

 'Het' is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort. 

Zoals: Het waait heel hard of het is vijf uur. 
Of in de zin: Het is een zonnige dag.

Slide 26 - Diapositive

Maak een bijvoeglijk naamwoord van de volgende zin:

De (beslissen) .................. goal.
Het (lief) ............................... hondje.

Slide 27 - Question ouverte

Antwoord
De beslissende goal.

Het lieve hondje.

Let op de juiste vervoeging!

Slide 28 - Diapositive

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De nieuwe tas.
B
De grote tas.
C
De geweven tas.
D
De ruiten tas.

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
Een bezittelijk vnw geeft aan van wie iets is. Het hoeft niet bij een zelfstandig nw te staan.
B
Een bezittelijk vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd VOOR een zelfstandig nw waar het bij hoort.

Slide 30 - Quiz

Antwoord
Bezittelijk voornaamwoord  staat VOOR een zelfstandig naamwoord.

Mijn fiets.
Ons liedje.
Zijn school. 

Slide 31 - Diapositive

Is onderstaande juist?

Een persoonlijk vnw kun je vervangen door hij of hem.
Een bezittelijk vnw kun je vervangen door zijn.
A
Ja.
B
Nee.

Slide 32 - Quiz

Antwoord
Persoonlijk voornaamwoord (vervangbaar door hij of hem)
Is die kat van jullie (pers. vnw)?
Is die kat van hem?

Let hier op dat de bovenste zin dus GEEN bezittelijk voornaamwoord bevat.

Bezittelijk voornaamwoord (vervangbaar door zijn).
Dat is ons huis.
Dat is zijn huis.

Slide 33 - Diapositive

Leesautobiografie (min 1 A4)
Je kunt deze opdracht ook vinden in magister (huiswerk 22 okt)

  1. Wat hebben je (groot)ouders voorgelezen? Of werd er misschien niet voorgelezen?
  2. Wat las de juf/meester voor in de klas?
  3. Wat lees jij graag zelf? Of lees je eigenlijk niet zo graag?
  4. Welke gevoelens riep het boek op dat je het graag gelezen hebt? 
  5. Welk stuk vond je indrukwekkend of juist vreselijk? Waarom vond je dat?
  6. Welk genre vind je leuk om te lezen?


timer
10:00

Slide 34 - Diapositive

Je start met het maken van jouw leesautobiografie.

Klaar? TOP!

Leren schooltaalwoordjes A t/m F

Grammatica woordsoorten
H1 Zelfstandig naamwoord, lidwoord (blz 30)
H2 Bijvoeglijk naamwoord (blz 60)
H3 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz 90)











timer
10:00

Slide 35 - Diapositive

Hoe ging het samen oefenen?
Hoe ging het stillezen?
Hoe ging het zelfstandig werken?

Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 36 - Diapositive

Klas 1b

Wat gaan we de volgende les doen?
Oefentoets grammatica woordsoorten


Wat moet ik de volgende les meenemen? 
Leesboek!






Slide 37 - Diapositive

Schooltaalwoorden F/G

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Lien

Slide 41 - Diapositive