Paragraaf 13: Werkwoordsvormen en -tijden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Welkom!

> Leg je leesboek alvast op tafel, je telefoon mag je bij je houden!

Dagopening

> Nieuwsquiz

> Lezen (15 minuten)

Spelling

> Werkwoordstijden, hoe ging dat ook alweer?

Spelling (herhaling)

Stap 1: is het TT of VT?

Kijk hiervoor altijd naar de PV

De jongens zijn naar school gegaan.

De jongens waren gaan hardlopen.

Spelling (herhaling)

Stap 2: is het voltooid of onvoltooid?

Staat er een VD in de zin? Dan voltooid. Staat er geen VD? Dan onvoltooid.

Ik ben naar huis gelopen.

Ik fietste naar school.

Wij hebben veel gelachen.

Spelling (herhaling)

Test jezelf: benoem de ww-tijden.

Ik was mijn huiswerk vergeten.

Is deze les al bijna afgelopen?

De jongens eten nooit andijvie. 

De docent gaf alle leerlingen een compliment.

Spelling (herhaling)

Test jezelf. Benoem de ww-tijden.

Ik was mijn huiswerk vergeten. VVT

Is deze les al bijna afgelopen? VTT

De jongens eten nooit andijvie. OTT 

De docent gaf alle leerlingen een compliment. OVT

Spelling (nieuw)

> De toekomende tijd

Spelling (nieuw)

> De toekomende tijd

Staat er een vorm van 'zullen' in de zin?

Ja: voeg toekomend aan de tijd toe;

Nee: niks aan de hand.

Spelling (nieuw)

> De toekomende tijd

OTTT = 

OVTT = 

VTTT = 

VVTT =

Spelling (nieuw)

Zou je naar de markt zijn gegaan?

Rob wilde een iPad kopen.

Fleur zou een elektrische fiets gekocht willen hebben.

Spelling (nieuw)

Zou je naar de markt zijn gegaan? VVTT

Rob wilde een iPad kopen. OVT

Fleur zou een elektrische fiets gekocht willen hebben. VVTT

Aan het werk

> Maak opdr. 2 en 4 op blz. 267

Klaar? Lezen in je boek.