In welke kringloop spelen de nitrietbacterie en de nitraatbacterie een belangrijke rol?
Slide 19 - Question ouverte
BINAS 78 De vier rijken
Slide 20 - Diapositive
Energiestroom
Dus:
Niet alle energie wordt doorgegeven
Ieder organisme gebruikt deel van de energie
deel energie verlaat het organisme als warmte.
Slide 21 - Diapositive
BINAS 93
overgrote deel van de lichtenergie van de zon direct terug gaat naar de atmosfeer in de vorm van warmte.
1,2% wordt gebruikt voor fotosynthese door de producenten.
Bij elke stap (producent, herbivoor, (top)carnivoor) gaat er energie terug naar de atmosfeer (celprocessen, warmte)
Er is steeds minder energie beschikbaar voor de volgende stap (herbivoor, (top)carnivoor)
De begrippen
herbivoor en (top) carnivoor moet je begrijpen.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
BINAS 93G
Weet je nog?
groen = producent (of course)
Blauw =
bruin =
anorganische stikstofverbindingen (lichtbruin)
daartussen naast de pijltjes de namen van de processen en (de bacteriesoort die dit doet)
Zoek de twee stappen van de nitrificatie op.
Slide 24 - Diapositive
Bekijk de BINAS stikstofkringloop. Wat gebeurt er met de belangrijke stof NO3- (nitraat)?
Slide 25 - Question ouverte
Slide 26 - Diapositive
Wat is "energiestroom"?
A
Stof waarin veel energie opgeslagen zit.
B
De plaats van een organisme in een voedselketen.
C
de biomassa
D
Als energie wordt doorgegeven aan het volgende trofische niveau.
Slide 27 - Quiz
Welke termen passen bij de koolmees?
A
Consument 2e orde, heterotroof
B
Consument 3e orde, heterotroof
C
Consument 2e orde, autotroof
D
Consument 3e orde, autotroof
Slide 28 - Quiz
In de afbeelding is de energiestroom in een voedselketen weergegeven.
De pijlen in de afbeelding zijn steeds kleiner getekend om aan te geven dat de energie maar voor een deel wordt doorgegeven. Waardoor wordt niet alle energie doorgegeven aan het volgende niveau?
Let op: meerdere antwoorden mogelijk!
A
Deel van de energie is opgeslagen in brandstoffen. Brandstoffen worden niet doorgegeven aan de volgende schakel van de voedselketen.
B
Niet alle organismen worden gegeten. Organische stoffen uit organismen die sterven, worden niet doorgegeven in de voedselketen.
C
Niet alle organische stoffen kunnen worden verteerd. De energierijke stoffen uit de onverteerde resten verlaten met de uitwerpselen het lichaam.
Slide 29 - Quiz
In een voedselketen bevatten de consumenten van de eerste orde meer vastgelegde energie dan de consumenten van de tweede orde. De afbeelding is een weergave van het patroon van energiestromen in een ecosysteem.
Welke groep of groepen organismen kunnen deel uitmaken van trofisch niveau n?
A
producenten
B
consumenten 1e orde
C
consumenten 2e orde
D
consumenten 3e orde
Slide 30 - Quiz
Over de energiestroom Rn in de afbeelding worden de volgende beweringen gedaan. 1. Rn geeft de mate van koolstofassimilatie aan op trofisch niveau n. 2. Rn geeft de mate van voortgezette assimilatie aan op trofisch niveau n. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
Geen van beide
B
Alleen 1
C
Alleen 2
D
Allebei
Slide 31 - Quiz
H15.1 Energiestromen
Hoe kan er leven zijn in de diepzee?
Slide 32 - Diapositive
Leven in de diepzee
Zwavelbacteriën zijn hier de producenten.
Zetten waterstofsulfide uit zgn 'black
smokers' om in sulfaat.
Zij zijn de start van de voedselketen.
Chemoautotroof en .....
Slide 33 - Diapositive
De zwavelbacteriën in de diepzee zijn
A
aeroob
B
anaeroob
Slide 34 - Quiz
Doelen 15.1
Je hebt geleerd dat energie aan de basis staat van levensgemeenschappen.
Je hebt geleerd hoe een voedselketen en een voedselweb zijn opgebouwd