Woordenschat H1: Herhaling, opsomming, tegenstelling

Welkom klas 3HC
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek Nederlands, je schrift, je Chromebook en pak het boek Overspoeld.
Stap 3: Beantwoord de vraag in je schrift: Is de volgende zin een metafoor, personificatie of een vergelijking: Die twee reliegies in Nigeria botsen al jaren
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3HC
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je boek Nederlands, je schrift, je Chromebook en pak het boek Overspoeld.
Stap 3: Beantwoord de vraag in je schrift: Is de volgende zin een metafoor, personificatie of een vergelijking: Die twee reliegies in Nigeria botsen al jaren

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Aan het einde van de les kan ik de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en (verschillende soorten) opsomming herkennen en begrijpen

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Lezen in Overspoeld
  • Mondelinge overhoring
  • Nakijken huiswerk 
  • Uitleg: stijlfiguren: herhaling, tegenstelling en opsomming
  • Oefenen: herkennen stijlfiguren
  • Huiswerk volgende les: Opdracht 1 en 2 

Slide 3 - Diapositive

Lezen in Overspoeld
We lezen 10 minuten. 
Je kunt een leesbeurt krijgen. Weet je niet waar we zijn, een uur terugkomen
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Mondelinge overhoring
Welke vier leerlingen zijn aan de beurt voor een mondelinge overhoring?

Slide 5 - Diapositive

Nakijken huiswerk
  • Kijk het huiswerk van vandaag (Werkblad vergelijking, metafoor en personificatie) zelfstandig na in Google Classroom.
  • Klaar: Startopdracht maken op blz. 24

Slide 6 - Diapositive

Antwoorden startopdracht
1. A) nee
B) aardrijkskunde (of een ander vak)
C) broederschap
D) meeuwen (of een andere soort vogel)
E) liefde
F) chocoladepasta (of een ander soort beleg)
2.  Bij B, D en F kun je andere soorten kiezen. Bij A, C en E horen bepaalde woorden

Slide 7 - Diapositive

Stijlfiguren: herhaling, tegenstelling en opsomming
Een tekst kun je aantrekkelijk maken door: beeldspraak, met uitdrukkingen en met stijlfiguren.
Stijlfiguren:  een manier om bepaalde begrippen te benadrukken.
Soorten stijlfiguren:
- Herhaling
- Tegenstelling
- Opsomming

Slide 8 - Diapositive

Soorten stijlfiguren
  • Herhaling: Een woord wordt in een stukje herhaald. Het komt er meteen achteraan. Voorbeeld: Plus geeft meer, veel meer.
  • Tegenstelling: Voorbeeld: Vierkant in de fles, rond op de tong (van een jeneverreclame)
  • Opsomming: dingen worden achter elkaar genoemd. Voorbeeld: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.


Slide 9 - Diapositive

Soorten opsommingen
  • drieslag: een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen. Voorbeeld: Bloed, zweet en tranen.
  • Climax: een steeds sterker wordende reeks. Voorbeeld: je hebt goed, je hebt beter en je hebt het beste.
  • Omgekeerde climax: een steeds zwakkere reeks. Voorbeeld: Vorige week zag ik een fantastische, nou ja, mooie, ach, best wel goede film.

Slide 10 - Diapositive

Wat voor soort stijlfiguur is deze zin:
Waarin een klein land, groot in kan zijn
A
Herhaling
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 11 - Quiz

Wat voor soort stijlfiguur is deze zin: Na het brons verwierf hij zilver en nu heeft hij goud gewonnen.
A
climax
B
omgekeerde climax
C
metafoor
D
vergelijking

Slide 12 - Quiz

Wat voor soort stijlfiguur is deze zin: In de herfst is het altijd raak: regen, regen en nog eens regen

Slide 13 - Question ouverte

Ik heb nog een vraag over de stijlfiguren, de herhaling, de tegenstelling en de opsomming
Ja
Nee

Slide 14 - Sondage

Huiswerk volgende les
  • Maken: Opdracht 1 en 2 online
  • Leren: Woordenlijst Op niveau helemaal + H1 t/m de grensrechter.
  • Je werkt alleen aan deze opdrachten.
  • Je krijgt tot het einde van de les de tijd om met deze opdrachten aan de slag te gaan.
  • Ben je klaar? Leren met de woordenlijst.

Slide 15 - Diapositive