2025-01-29 ISK-K Thema 2 - Intro 3




De dag vandaag is ....
De datum van vandaag ... januari.
Hoe is het weer?

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon




De dag vandaag is ....
De datum van vandaag ... januari.
Hoe is het weer?

Slide 1 - Diapositive

halfbewolkt   

Slide 2 - Diapositive

Lesplan
  1. Herhalen Woorden thema 2
  2. Oefening Telefoonnummers en Afspraken
  3. Zelfstandig werken: Thema 2, Taak 2 - Een afspraak maken

Slide 3 - Diapositive

Maar eerst ....

Slide 4 - Diapositive

Muziek

Slide 5 - Diapositive

Woorden Thema 2
Waar = staan | niet waar = blijven zitten
  • Als het 15:00 uur is, is het middag.
  • De juf is aardig.
  • Dit is een brief.
  • Nederlands leren is makkelijk.
  • Als je te laat bent, moet je een te-laat-briefje aan de juf geven.
  • Als je koorts hebt, ben je niet ziek.

Slide 6 - Diapositive

Groeten
Formeel / Beleefd
Informeel

Slide 7 - Diapositive

Wat is je telefoonnummer
De juf geeft een telefoonnummer. Luister goed en schrijf het telefoonnummer op.

Oefen nu met je buurman/buurvrouw.
Lees de instructies (تعليمات) op het papier.

Slide 8 - Diapositive

Mijn afspraken
  • Vul de agenda in met jouw afspraken.
  • School is ook een afspraak.

Slide 9 - Diapositive

Vertellen over je afspraken
Voorbeeld:
  • Wanneer?
       * Datum: Op woensdag 29 januari,
       * Tijd: van half acht tot tien voor half drie,
  • Wat?
       zit ik op school.

Slide 10 - Diapositive

DISK Thema 2
Bellen en mailen

Slide 11 - Diapositive

Bellen
Vertel wie je bent.  
  • Hallo, u spreekt met ...
Wat wil je vertellen? Wat is je vraag?
  • Ik kan vandaag niet naar school komen, want ... 
Hoe eindig je het gesprek?
  • Fijne dag/Tot morgen/Tot ziens/ Dag mevrouw/ Dag meneer.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Werken in Disk
Ga allemaal naar Disk thema 2 taak 2.
timer
2:00

Slide 14 - Diapositive

Thema 2 | taak 2 | opdracht 1
Aram wil een afspraak met de dokter maken en daarom belt hij met de assistente.  

Vul de juiste zinnen in. 
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Thema 2 | taak 2 | opdracht 1

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Wanneer ben je jarig?
Ik ben op ... jarig.

Slide 18 - Diapositive

Vandaag en morgen
Weet je het nog? 
eergisteren
gisteren
vandaag
morgen
overmorgen

Slide 19 - Diapositive

Kun je je naam spellen?

Slide 20 - Diapositive

Kun je je naam spellen?
De juf spelt een naam.
Je schrijft de naam in je schrift.

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig werken

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Kalender
zie taalcompleet

  • Welke datum is het vandaag? 
       Het is vandaag ...
  • Welke dag is 12 januari. 
       12 Januari is  een  ... dag
  • Wanneer is het weekend?
       Het is weekend op ... en ...
Agenda
  • dag
  • week
  • weekend
  • maand
  • jaar

Slide 24 - Diapositive

Als je klaar bent:

Slide 25 - Diapositive

Praat samen over de agenda. Wat doe je met een agenda? Wat schrijf je er wel in en wat niet?
Herhaal ook de dagen van de week, tijden, maanden en data.

Slide 26 - Diapositive

Vragen stellen in tweetallen
Wanneer ...
  • wanneer ben jij jarig? - ik ben op [datum] [maand] jarig
  • wanneer begint de voorjaarsvakantie? - de voorjaarsvakantie begint op [datum] [maand]
  • wanneer moet je daarna weer naar school? - ik moet op [datum] [dag] weer naar school

Slide 27 - Diapositive

Een maand heeft 4 weken.
Een week heeft 7 dagen.
Een dag heeft 24 uur.
Een uur heeft 60 minuten.
Een minuut heeft 60 seconden.

Slide 28 - Diapositive

Hoe lang
Vraagt naar
een periode van tijd
secondes, minuten, uren, dagen, weken, maanden, jaren

Hoe lang kan jij je adem inhouden? 
Hoe lang moet jij fietsen naar school? 

Slide 29 - Diapositive

Eenheden van tijd
1 millennium = 1.000 jaren
1 eeuw        = 100 jaren
1 jaar         = 4 kwartalen
1 jaar         = 12 maanden
1 jaar         = 52 weken
1 jaar         = 365 of 366 dagen
1 kwartaal   = 3 maanden

1 week = 7 dagen
1 dag = 24 uren
1 dag = 1 etmaal
1 uur = 60 minuten
1 uur = 4 kwartier
1 kwartier = 15 minuten
1 minuut = 60 seconden

Slide 30 - Diapositive

Zet in de goede volgorde:
overmorgen - gisteren - vandaag - morgen - eergisteren

Slide 31 - Question ouverte