Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Oefenen met

werkwoordspelling

werkwoordspelling tt

Stam: hele ww - en              lopen: lop

                                                   vliegen: vlieg

                                                   zweven: zwev

ik-vorm:  stam of aangepaste stam (loop, vlieg, zweef)

                                      (ik loop. loop jij? Ik zweef. zweef jij?)

jij/hij/zij/het: ik-vorm + t (jij loopt, hij zweeft)

wij/zij: hele werkweerd (infinitief) (wij zweven)

Stappenplan werkwoordspelling VT

1. Is het een sterk werkwoord? 

   Een sterk werkwoord verandert van vorm. Zo niet dan:

2. Wat is de laatste letter van de stam van het werkwoord? 

      (stam = hele werkwoord - en)

3. Wat is de ik-vorm van het werkwoord? 

    Gebruik de ik-vorm voor het vervoegen in de verleden tijd (VT)

4. Eindigt de STAM op één van deze letters: 'T SeXy FoKSCHaaP

     Dan: ik-vorm + te (enkelvoud) of ik-vorm + ten (meervoud)

5. Eindigt de STAM op een andere letter?

     Dan: ik-vorm + de (enkelvoud) of ik-vorm + den (meervoud)

voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't ex-fokschaap

1. waar
2. niet waar

voor het spellen van het voltooid deelwoord gebruik je 't ex-fokschaap

1. waar
2. niet waar

voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je 't ex-fokschaap

1. waar
2. niet waar

Casper (branden) zijn vingers gisteren

1. brande
2. brandde
3. brandden
4. branden

Maar iedereen heeft weleens (falen)

1. gefaald
2. gefaalt
3. gefalen

Ook Marle en Noa hebben (beloven)

1. belooft
2. beloovt
3. beloofd
4. beloovd

hun vingers niet meer te (branden)

1. brandden
2. brandde
3. brande
4. branden

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Als Rania nu eens een beetje (opschuiven)

1. opschuift
2. opschuifd
3. opschuivt
4. opschuivd

Dan kan Qimo zijn woord beter (verspreiden)

1. verspreide
2. verspreiden
3. verspreidde
4. verspreidden

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren)

1. geleerd
2. geleert
3. geleerdt