Slapen

Waarom is slapen belangrijk voor jou?
1 / 13
suivant
Slide 1: Carte mentale
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Waarom is slapen belangrijk voor jou?

Slide 1 - Carte mentale

Introductie vraag
Wat is de functie van slaap (3 punten)
Welke fase van slaap zijn er? 
Hoeveel uur moet iemand van jou leeftijd gemiddeld slapen?

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Functies van slaap
  • Ontspanning lichamelijk
  • Ontspanning geestelijk
  • Positieve invloed geheugen. 'Filteren' ervaringen van de dag.

Slide 4 - Diapositive

Fasen van de slaap
  1. Sluimerfase, inslapen (doezelen), snel wakker van geluid
  2. Lichte slaap, hersenactiviteit vertraagt
  3. Diepe slaap, moeilijk wakker te krijgen
  4. Droomslaap (REM-slaap)

  • Per nacht 4 -6 slaapcycli

Slide 5 - Diapositive

Wat gebeurt tijdens het slapen?
  • Ademhaling en hartslag  wordt langzamer.
  • Hersenactiviteit wordt minder.
  • De lichaam groeit.
  • Lichaamstemperatuur wordt iets lager.
  • Spieren ontspannen zich en herstellen.
  • Stofwisseling wordt trager.
  • weefsels vernieuwen zich.

Slide 6 - Diapositive

Hoeveel uur iemand slaapt, hangt af van...?

  • Leeftijd
  • Tijdstip dat men naar bed gaat
  • Biologische klok

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel uur iemand slaapt, hangt af van ....??
A
Biologische Klok
B
Leeftijd
C
Tijdstip
D
Alle bovenstaande antwoorden

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van slaap?

Slide 9 - Question ouverte

Door slecht slapen verminderd:
  • Het geheugen

  • het concentratievermogen​ 

  • het spraakvermogen ​ 

  • de reactiesnelheid​ 

  • de besluitvaardigheid​ 

  • het gevoel voor tijd en ruimte(planning)​ 

  • de fysieke gezondheid.​ 
  • het vermogen om emoties te hanteren​

Slide 10 - Diapositive

Slaap problemen
  • Emotionele/ psychische klachten.
  • Slechte gewoonten.
  • Lichamelijk klachten. 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Gevolgen verstoord slaap-waak ritme


  • Afwijkend gedrag, bijvoorbeeld nervositeit, geïrriteerdheid of zich angstig of apathisch (onverschillig) voelen.

  • Concentratieverlies en geringere opmerkzaamheid, wat kan leiden tot ongelukken.

  • Gestoorde gedachtegang en vaak abnormale reactie op prikkels: zorgvragers die van een mug een olifant maken.

  • Niet meer goed lichamelijk functioneren; minder werkzaamheden en activiteiten kunnen doen.

Slide 13 - Diapositive