Quiz H10-H14
1 / 23
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is de juiste formulering:
A
Nederlands is het mooiste vak er is.
B
Nederlands is het mooiste vak wat er is.
C
Nederlands is het mooiste vak die er is.
D
Nederlands is het mooiste vak welke er is.
Slide 4 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Op welke drie niveaus kun je kijken naar stijl?
Slide 5 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Noem nu per niveau stijlkenmerken
Slide 6 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Waarom worden verwijswoorden gebruikt?
A
om de zin te kunnen begrijpen
B
om goed te formuleren
C
om saaie herhalingen te voorkomen
D
Om de lezer wat te raden te geven
Slide 7 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een pleonasme?
A
Twee woorden die ten onrechte worden vermengd
B
Twee woorden in één zin die allebei een ontkennend zijn.
C
Hetzelfde woord wordt twee keer genoemd met dezelfde betekenis.
D
Een deel van het woord wordt door een ander woord al uitgedrukt.
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een voorbeeld van een pleonasme?
A
De snelle fietser
B
De witte sneeuw
C
Het dikke boek
D
De gekke idioot
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een voorbeeld van een pleonasme?
A
Gele Kanariepiet
B
Mooi Boek
C
Natte tranen
D
Prima start
Slide 10 - Quiz
Jullie
Hoe zorg je ervoor dat je aantrekkelijk formuleert?
A
Gebruik synoniemen en verwijswoorden. Varieer in je formuleringen.
B
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde woorden, wees consistent
C
Maak heel lange zinnen
D
Gebruik zo veel mogelijk dezelfde formuleringen
Slide 11 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat is een tautologie?
A
Ik snoep meestal in de nacht
B
Ik drink nooit tijdens het rijden
C
Ik eet enkel en alleen friet
Slide 12 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
We hadden drie tekstsoorten geleerd. Welke zat daar NIET bij?
A
Waarderend
B
Feitelijk
C
Verhalend
D
Weergevend
Slide 14 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Waar let je allemaal op bij 'begrijpelijk formuleren'?
Slide 15 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Waar let je allemaal op bij 'nauwkeurig formuleren'?
Slide 16 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Waar let je allemaal op bij 'bondig formuleren'?
Slide 17 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Waar let je allemaal op bij 'aantrekkelijk formuleren'?
Slide 18 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Morgen zal ik een heel erg belangrijke toets maken waarvoor ik de afgelopen weken bijzonder hard heb gestudeerd
Maak deze zin bondiger
Maak deze zin bondiger
Slide 19 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
De toets werd door mij gemaakt en ik werd uitgedaagd door de complexe vragen.
Maak deze zin begrijpelijker
Maak deze zin begrijpelijker
Slide 20 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Tijdens de toets zaten mijn docent en directeur direct voor me, ik vond hem angstaanjagend..
Maak deze zin nauwkeuriger
Maak deze zin nauwkeuriger
Slide 21 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Morgen maak ik een toets in de gymzaal
Maak deze zin aantrekkelijker
Maak deze zin aantrekkelijker
Slide 22 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Het vak Nederlands is stom.
Maak deze zin aantrekkelijker
Maak deze zin aantrekkelijker
Slide 23 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
