e en o commercieel

e en o commercieel
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

e en o commercieel

Slide 1 - Diapositive

Wat wordt bedoeld met Retail formule ?
A
Marketing met de 6 p's
B
Alles wat er voor zorgt dat een winkel zich onderscheid v. andere winkels
C
formule om de nettowinst uit te rekenen

Slide 2 - Quiz

Wat is technische artikelkennis?
A
Is kennis wat de verkoper weet over het artikel
B
kennis over herkomst, prijs, de samenstelling en gebruik van een artikel
C
Is kennis over wat een artikel kan of doet
D
Kennis over levertijd en winst die je maakt.

Slide 3 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een koopbehoefte ?
A
consument die iets koopt om in zijn behoefte te voorzien
B
Is een reden om een artikel te kopen
C
Wat de klant wil kopen
D
Is het kopen van bijpassende artikelen

Slide 4 - Quiz

Wat is garantie ?
A
Klant mag artikel kosteloos ruilen vanwege een fabrieksfout
B
Is een wet die de klant beschermt tegen ondeugdelijk product
C
consumenten mogen het artikel binnen 14 dagen terugbrengen
D
Is alles wat een verkoper voor een klant doet.

Slide 5 - Quiz

Een locatie die verder ligt dan het centrum ?
A
A- locatie
B
B-locatie

Slide 6 - Quiz

Het gebied waarvan de inwoners niet speciaal zijn aangewezen op het winkelcentrum van jouw winkel, Hoe heet dit marktgebied ?
A
Primaire marktgebied
B
Secundaire marktgebied

Slide 7 - Quiz

Wat wordt er verstaan onder een verzorgingsgebied ?
A
Een verzorgende functie voor een stadsdeel
B
Een plek waar het bedrijf staat
C
Je kunt hier terecht voor dagelijkse boodschappen
D
Is het gebied rondom de winkel waar de meeste klanten wonen

Slide 8 - Quiz

Hoe heet wanneer een winkel het alleenverkooprecht heeft ?
A
Intensieve distributie
B
Exclusieve distributie
C
selectieve distributie

Slide 9 - Quiz

Hoe heet een bedrijf die van een fabriek koopt.
A
producent
B
detaillist
C
Groothandel
D
Consument

Slide 10 - Quiz

Hoe heet het deel van de totale uitgaven dat de consument besteed buiten zijn gemeente ?
A
Koopkrachttoevloeiing
B
Koopkrachtbinding
C
Koopkracht
D
Koopkrachtafvloeiing

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een ambulante markt ?
A
Webwinkel
B
De weekmarkt
C
speciaalzaak
D
warenhuis

Slide 12 - Quiz

Hoe heet een winkel die tijdelijk opduikt in een bestaand gebouw ?
A
pop-upstore
B
teleshoppen
C
supermarkt
D
speciaalzaak

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een speciaalzaak ?
A
Bijenkorf
B
Schoenenwinkel
C
Jumbo
D
Kringloopwinkel

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een discounter ?
A
Action
B
Bijenkorf
C
Mac Donald
D
Perry sport

Slide 15 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de kassa heeft een bewaarfunctie ?
A
De kassa geeft informatie over de omzet
B
Je bewaart het geld in de kassalade
C
Het registreren van de naan van de klant

Slide 16 - Quiz

Wat is voorbeeld Derving ?
A
Gestolen product
B
foutbon

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive