1.5 Woorden

Welkom bij Nederlands!
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

In deze les:
  • Talent
  • Terugblik op 1.8 en 2.8 Spelling
  • Uitleg: 1.5 en 2.5 Woorden
  • Zelfstandig maken:
    opdrachten van 1.5 en 2.5 Woorden.
  • Terugkijken


Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les ken je de betekenis van 40 nieuwe woorden.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

1.5 en 2.5 Woorden

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Aan de slag!
Kader maakt:
1.5 Woorden: opdracht 1 t/m 10 vanaf blz. 43
2.5 Woorden: opdracht 1 t/m 11 vanaf blz. 120

TL maakt:
1.5 Woorden: opdracht 6 t/m 15 op blz. 55 t/m 61
2.5 Woorden: opdracht 1 t/m 13 op blz. 134 t/m 143


Slide 7 - Diapositive

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm
De persoonsvorm (pv) is een werkwoord.

Mijn tante heeft vandaag gekookt.
Mijn tante had vandaag gekookt. 

Je vindt de persoonsvorm met de tijdproef. 

  • Staat de zin in de tegenwoordige tijd? Zet hem dan in de verleden tijd.
  • Staat een zin in de verleden tijd? Zet hem dan in de tegenwoordige tijd.

Slide 9 - Diapositive

De hond ..... (graven) in de tuin.
Welk woord moet op de puntjes?
A
gravt
B
graavt
C
graaf
D
graaft

Slide 10 - Quiz

Marieke ..... (antwoorden) niet op de mail die ik haar stuurde.
Welk woord moet op de puntjes?
A
antwoordt
B
antwoord
C
antwoort
D
andwoort

Slide 11 - Quiz

........ (verliezen) jij bijna iedere wedstrijd dit seizoen?
Welk woord moet op de puntjes?
A
verliest
B
verliez
C
verlies
D
verliezen

Slide 12 - Quiz

Welke zin staat in de directe rede?
A
Jamil vertelde dat hij wat later zou komen.
B
Roxanne gaat iedere woensdag hockeyen.
C
Sean vroeg: "Kunnen we niet een andere keer afspreken?"
D
Ga je morgen met mij mee?

Slide 13 - Quiz

Mijn tante ...... (beginnen) gisteren meteen over mijn verjaardag.

Wat moet er op de puntjes komen?
A
beginde
B
beginden
C
begon
D
begonnen

Slide 14 - Quiz

Mijn moeder ..... (braden) het vlees op een laag vuurtje.

Wat moet er op de puntjes komen?
A
bradde
B
braadte
C
braade
D
braadde

Slide 15 - Quiz

Tegenwoordige tijd - ik
Is het werkwoord de persoonsvorm? En staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Dan gebruik je de ik-vorm als ‘ik’ voor of achter de persoonsvorm staat.

Slide 16 - Diapositive

Tegenwoordige tijd - hij / zij of ze / het / u /
Bij alle andere persoonsvormen in het enkelvoud schrijf je de ik-vorm + t.

Slide 17 - Diapositive

Tegenwoordige tijd - wij / zij / jullie (meervoud)
In het meervoud schrijf je de persoonsvorm zoals je het hele werkwoord schrijft.

Slide 18 - Diapositive

Leestekens

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Voorbeelden
Ga je vanmiddag mee naar het zwembad?

Ik vind dit echt niet leuk!

Esmee en Sarita gaan vanmiddag naar de bioscoop.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Voorbeelden
We gaan vanmiddag na school eerst naar Hamza, daarna naar Milan en vervolgens naar het centrum.

Ik was vandaag te laat, omdat de batterij van mijn wekker leeg was.

Doordat Dani mij verraadde, werd ik snel gevonden. 

Slide 24 - Diapositive

Directe rede
Soms schrijf je in een tekst precies wat iemand zegt.

Je gebruikt dan de directe rede. 

De zin staat tussen aanhalingstekens.

Slide 25 - Diapositive

Directe rede
Esmee belde en zei: "Ik kom iets later, want ik heb een lekke band.

In deze zin begint de directe rede na de dubbele punt. 

Slide 26 - Diapositive

Directe rede
'Ik haal je wel op,' zei Tarik.

In deze zin eindigt de directe rede met een komma. 

Slide 27 - Diapositive

Hoe zit het dan met de verleden tijd?

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Verleden tijd bij sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank. 

Slide 30 - Diapositive

Verleden tijd bij zwakke werkwoorden
Gebruik het 't ex-kofschip als je niet weet of je -te(n) of -de(n) moet schrijven.

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

werkwoorden vervoegen

Slide 35 - Diapositive

Aan de slag!
Kader maakt:
1.8 Spelling: opdracht 2, 4, 5 op blz. 67 en 68
2.8 Spelling: opdracht, 2, 3, 4, 6 op blz. 144 t/m 147

Basis maakt:
1.8 Spelling: opdracht 3, 5, 7 op blz. 57 t/m 59.
2.8 Spelling: opdracht 2, 5, 6 en 7 op blz. 116 t/m 118

TL maakt:
1.8 Spelling: opdracht 2, 3, 4,5, 6, 7 en 8 op blz. 78 t/m 82
2.8 Spelling: opdracht 2, 3, 5, 6, 9 en 10 op blz. 161 t/m 167


Slide 36 - Diapositive