Thema 1 Vertering Herhalingsvragen

Thema 1: Vertering


1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 1: Vertering


Slide 1 - Diapositive

Wat zie je op het plaatje?
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 2 - Quiz

Welk van de onderstaande voedingsstoffen is geen brandstof?
A
Vetten
B
Nucleinezuren
C
Koolhydraten
D
Eiwitten

Slide 3 - Quiz

Wat is vertering?


A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen.
B
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen.
C
Voedingsstoffen klein maken zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
D
Voedingsstoffen opnemen in het bloed.

Slide 4 - Quiz

Welke voedingsstof wordt door lipase verteerd?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
vitamines

Slide 5 - Quiz

Welke functie heeft deze voedingsstof in je lichaam vooral?
A
bouwstof en transportmiddel
B
reservestof en beschermende stof
C
bouwstof en brandstof
D
brandstof en reservestof

Slide 6 - Quiz

Welke voedingsstof heeft niet de functie reservestof?
A
vetten
B
koolhydraten
C
vezels
D
eiwitten

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van deze voedingsstof in je lichaam?
A
bouwstof
B
brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof

Slide 8 - Quiz

Een voedingsvezel is een voedingsstof
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Voedingsvezels zijn...
A
koolhydraten afkomstig uit de celwand van plantaardige cellen
B
eiwitten afkomstig uit de celwand van plantaardige cellen
C
koolhydraten afkomstig uit het celmembraan van dierlijke cellen
D
eiwitten afkomstig uit het celmembraan van dierlijke cellen

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van voedingsvezels?
A
bouwstoffen
B
brandstoffen
C
geen van bovenstaande antwoorden
D
brandstoffen en beschermende stoffen

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het verkneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 13 - Quiz

In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend.
Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit
het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.

Slide 14 - Quiz

Welk orgaan doet NIET aan peristaltiek?
A
maag
B
slokdarm
C
dunne darm
D
lever

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Wat is de minst belangrijke functie van de dunne darm?
A
Vertering van voedingsstoffen
B
Resorptie van voedingsstoffen
C
Resorptie van water
D
Productie van verteringsenzymen

Slide 19 - Quiz

Wat is de beste uitleg van het woord: 'resorptie'?
A
de opname van water bij de nieren
B
opname van stoffen in het bloed
C
opname van stoffen uit de darmen
D
de uitscheiding van stoffen

Slide 20 - Quiz

Iemand heeft diarree. Welk orgaan werkt dan niet goed?
A
Dikke darm
B
Endeldarm
C
Slokdarm
D
In de twaalfvingerige darm

Slide 21 - Quiz

Wat voor soort transport is resorptie?
A
Actief, het kost energie
B
Passief, het kost energie
C
Actief, het kost geen energie
D
Passief, het kost geen energie

Slide 22 - Quiz

Bij een resorptiestoornis worden te weinig of geen voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen in het bloed. De benodigde voedingstoffen moeten dan via een infuus in de bloedbaan worden toegediend. Noteer de letter uit de afbeelding hiernaast die het gedeelte aangeeft dat bij deze patiënt niet goed functioneert.
(klik op de afbeelding om te vergroten)
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 23 - Quiz

Welke stof zorgt er voor dat bacteriën die via ons voedsel ons lichaam binnenkomen, gedood worden (naam voluit)

Slide 24 - Question ouverte

Waar in ons lichaam worden spijsverteringssappen geproduceerd die vetten verteren?
A
maag
B
twaalfvingerige darm
C
galblaas
D
alvleesklier

Slide 25 - Quiz

Waarom moet insuline worden geinjecteerd en kan het niet in pilvorm worden ingenomen?

Slide 26 - Question ouverte

De opname van alcohol kan in bijna overal in het darmkanaal plaatsvinden. Door welke oorzaak is de opname van alcohol in de dunne darm het grootst?

Slide 27 - Question ouverte

Door verhoging van de glucose concentratie in de darm kan het waterverlies in het lichaam toenemen. Juist of onjuist, leg uit!

Slide 28 - Question ouverte

Welke van de onderstaande stoffen is geen monosacharide?
A
ribose
B
galactose
C
sucrose
D
maltose

Slide 29 - Quiz

Hoe stroomt het bloed in de poortader?
A
Van de maag naar de lever
B
Van de darm naar de lever
C
Van de lever naar de maag
D
Van de lever naar de maag

Slide 30 - Quiz

Welk verteringssap heeft geen verteringsenzymen?
A
Speeksel
B
Maagsap
C
Gal
D
Darmsap

Slide 31 - Quiz

Welk orgaan maakt amylase?
A
lever
B
maag
C
alvleesklier
D
dunne darm

Slide 32 - Quiz

Wat wordt er door peptidasen verteerd?
A
eiwitten
B
peptase
C
aminozuren
D
polypeptiden

Slide 33 - Quiz

Examenvraag (HAVO)
De behandeling van clostridiumziekte met antibiotica duurt lang en vaak komen de klachten weer terug. Daarom werd in het AMC in Amsterdam een onderzoek gedaan naar het toepassen van fecale bacterietherapie, ofwel poeptransplantatie, als alternatief voor de antibioticumbehandeling. Internist Max Nieuwdorp legt uit hoe dit in zijn werk gaat: "Gezonde donoren leveren hun ontlasting in. Na menging met een vloeistof en filteren door een zeefje ontstaat een vloeistof die aan patiënten met een clostridium-infectie kan worden toegediend. Op deze manier wordt de darm voorzien van een gezond bacteriebehang."
De vloeistof wordt toegediend via een slangetje door de neus naar het spijsverteringskanaal. Waar in het spijsverteringskanaal zal zich het uiteinde van het slangetje bevinden wanneer wordt gestart met de toediening

Slide 34 - Diapositive

Waar in het spijsverteringskanaal zal zich het uiteinde van het slangetje bevinden wanneer wordt gestart met
de toediening
A
slokdarm
B
twaalfvingerige darm
C
endeldarm
D
blinde darm

Slide 35 - Quiz

Waren er lastige onderdelen?
Of heb je nog vragen over bepaalde onderdelen?

Slide 36 - Question ouverte