STUVA SMART doelen

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
LBCMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent SMART

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Vidéo

SMART staat voor:
Specifiek: het is voor iedereen duidelijk waar het om gaat en welk resultaat jij wilt bereiken.
Meetbaar: iedere onafhankelijke derde moet in staat zijn om na te gaan of je doel daadwerkelijk is gerealiseerd. Van belang is daarom ook om exact de voorwaarden te formuleren waaraan je leerresultaat zal moeten voldoen. 
Acceptabel: iedereen is het er over eens dat jouw leerdoelen logischer wijze voortkomen uit je eigen analyse
van jouw professionele en beroepsspecifieke vaardigheden. 
Realistisch: je moet niet de hele wereld in één keer willen veranderen. Zorg ervoor dat je voor jezelf
realistische en haalbare stapjes definieert, zodat je ook daadwerkelijk succes kunt boeken. Doe je dat niet dan is de kans op uitstelgedrag groter. Een moeilijk bereikbare doelstelling kun je opsplitsen in kleinere, haalbare stappen (niet te moeilijk, maar ook niet te gemakkelijk). 
Tijdgebonden: het leerresultaat moet haalbaar zijn in het tijdsbestek van het traject, bijvoorbeeld per week,
per stage. Hierbij kan het behulpzaam zijn om in kaart te brengen welke van jouw eigenschappen en sterkten
je bij het realiseren van het leerdoel behulpzaam kunnen zijn. 

Slide 4 - Diapositive

stap 1 Leerdoel en leerresultaat
a. Wat is je leerdoel?
b. Wat zou het bereiken van dit leerdoel je opleveren?

Slide 5 - Diapositive

Stap 2
Leg uit waarom je voor een leerdoel kiest (ervaring, feedback,..). Stel jezelf verduidelijkende vragen als:
Wanneer? In welke situatie? Met wie?

Slide 6 - Diapositive

Stap 3
Formuleer jouw leerdoel: een leerdoel is altijd zo geformuleerd alsof je het al bereikt hebt.
a. Een leerdoel begint altijd met: Ik
b. Daarna komt er een 'doe' of 'meet' woord achter: weet, maak, kan, ken, durf, pas toe, heb inzicht in, etc.
c. Vervolgens het gedeelte benoemen wat je wilt leren: het eigenlijke doel (de vaardigheid in meetbare
termen). 
Gebruik alleen concrete woorden.
Niet: Ik ga beter leren voor biologie.
Wel: Ik ga op (datum en eventueel tijdstip) drie keer hoofdstuk 3 bestuderen.

Slide 7 - Diapositive

stap 4
Stel jezelf daarna de volgende vraag: als ik dit doel wil bereiken wat moet ik dan allemaal ondernemen?

Slide 8 - Diapositive

stap 5
Indien je meerdere stappen nodig hebt om je leerdoel te bereiken dan:
a. Nummer je stappen
b. Maak een tijdspad: een realistisch plan, per stap naar het einddoel.
c. Bepaal evaluatiemomenten en stel zo nodig het tijdpad of het leerdoel bij.

Slide 9 - Diapositive

Ik wil gaan voetballen
Is dit een goed leerdoel?
A
Ja
B
Geen idee
C
Nee
D
Misschien

Slide 10 - Quiz

Is dit leerdoel goed geformuleerd?
Ik wil iets doen wat ik leuk vind.
A
Nee
B
Geen idee
C
zou kunnen
D
Ja

Slide 11 - Quiz

Ik wil iedere week 2 keer een uur gaan sporten bij de sportschool in mijn dorp.
A
Geen idee of dit een goed leerdoel is
B
Is een goed beschreven leerdoel
C
Niet goed beschreven
D
Misschien goed beschreven

Slide 12 - Quiz

Ik schrijf iedere avond 1 ding op wat ik die dag goed heb gedaan.
Goed leerdoel?
A
Nee
B
Misschien
C
Weet niet
D
Ja

Slide 13 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Question ouverte