Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Tijdens de Koude Oorlog deden zich oorlogen voor in Korea en Vietnam. In welk werelddeel liggen deze landen?
A
Europa
B
Afrika
C
Zuid=Amerika
D
Azië
Slide 2 - Quiz
Tijdens de Koude Oorlog waren meerdere conflicten. Wat was de juiste volgorde in tijd? Begin met het eerste conflict.
A
Vietnam - Korea - Cuba
B
Korea - Cuba - Vietnam
C
Cuba - Korea - Vietnam
D
Korea - Vietnam - Cuba
Slide 3 - Quiz
Welk conflict was voor V.S. het meest beangstigend?
A
Korea-oorlog
B
Vietnam-oorlog
C
Cuba-crisis
Slide 4 - Quiz
Hier staan 4 gebeurtenissen uit de Korea-oorlog. Wat is de juiste volgorde? 1. Noord-Korea viel Zuid-Korea aan 2. Na WO II was Korea in 2 delen verdeeld: Noord en Zuid. 3. In 1953 wordt een wapenstilstand gesloten. 4. Noord-Korea werd bezet door S.U. Zuid-Korea door de V.S.
A
3 - 4 - 1 - 2
B
2 - 4 - 1 - 3
C
4 -2 - 1 - 3
D
3 - 4 - 2 - 1
Slide 5 - Quiz
Maak de juiste combinaties
China en India horen erbij
Daar gaat veel eenvoudige maakindustrie naartoe.
Van grondstof tot eindproduct
Verplaatsing van het economisch zwaartepunt
Global Shift
BRICS
Lagelonenlanden
Productieketen
Slide 6 - Question de remorquage
BRICS horen bij
A
Centrum
B
Semi-Periferie
C
Periferie
Slide 7 - Quiz
Waar staat 'Brics' voor?
A
Brazilië, Rusland, India. China, Zuid-Afrika
B
Burundi, Rusland, India. China, Zuid-Afrika
C
Beneden rommelt in cosmos suikeroom
D
Brazilië, Roemenië, India, China, Zuid-Afrika
Slide 8 - Quiz
Er zijn grote verschillen tussen de BRICS-landen m.b.t. levensomstandigheden. Welke indicator gebruik je om die verschillen te meten?
A
HDI / VN-index
B
Levensverwachting
C
Geboortecijfer
D
zuigelingensterfte
Slide 9 - Quiz
Maak het zin af: Na 1980 verschoof een groot deel van de wereldhandel naar .....
A
de centrumlanden
B
de periferie landen
C
de semiperiferie landen
D
de BRICS-landen
Slide 10 - Quiz
Na 1990 verplaatsen mno's steeds vaker hun maakindustrie naar niet-westerse gebieden, bijvoorbeeld naar BRICS-landen. Waarom doen deze mno's dat?
A
De transportkosten van goederen stijgen.
B
De afzetmarkt in die landen groeit.
C
De onrust onder de bevolking van de BRICS-landen daalt.
D
Gebrek aan vaklui in de westerse landen.
Slide 11 - Quiz
Bekijk figuur 1. Welke stelling klopt niet?
A
De belangrijkste verklaring voor het patroon in figuur 1 is het verschil in rijkdom.
B
De meerderheid van de Aziatische BRICS-landen exporteren olie.
C
Landen waar veel pijlen naar toegaan hebben waarschijnlijk ook een grote watervoetafdruk.
D
Vanuit het Midden-Oosten wordt meer aardolie vervoerd naar andere landen dan vanuit de voormalige Sovjet-Unie.
Slide 12 - Quiz
Waarom verplaatsen sommige multinationals hun maakindustrie naar lagelonenlanden?
A
In lagelonenlanden zijn de vestigingsplaatsfactoren beter dan in Nederland.
B
In lagelonenlanden zijn de lonen van de werknemers lager, dat is op de lange termijn financieel gezien beter voor het bedrijf.
C
In lagelonenlanden hebben vakbonden bijna geen macht.
D
In lagelonenlanden zijn de transportkosten voor de grondstoffen lager.
Slide 13 - Quiz
Wat voor MNO's gaan vooral naar lagelonenlanden?
A
Arbeidsextensieve bedrijven
B
Arbeidsintensieve bedrijven
C
Kapitaalintensieve bedrijven
D
Kapitaalextensieve bedrijven
Slide 14 - Quiz
In welk soort landen wordt veel van onze kleding gemaakt?
A
Buurlanden
B
Bric-landen
C
Lagelonenlanden
Slide 15 - Quiz
Welk bedrijf zal de productie als eerste naar lagelonenlanden verplaatsen?
A
auto-industrie
B
laboratorium
C
kledingfabriek
D
vliegtuigbouwer
Slide 16 - Quiz
Hoe noem je de landen waar de fabrieken staan?
A
verweglanden
B
lagelonenlanden
C
westerse landen
D
centrumlanden
Slide 17 - Quiz
Vul aan: Industrie die ....................., vertrekt naar lagelonenlanden.
A
.. arbeidsintensief is
B
.. goedkoop is
C
.. kennisintensief is
D
.. veel grondstoffen nodig heeft
Slide 18 - Quiz
Maak de juiste combinaties
China en India horen erbij
Daar gaat veel eenvoudige maakindustrie naartoe.
Van grondstof tot eindproduct
Verplaatsing van het economisch zwaartepunt
Global Shift
BRICS
Lagelonenlanden
Productieketen
Slide 19 - Question de remorquage
RIJKE LANDEN
OPKOMENDE LANDEN
assemblage
Newly
Industrialized
Countries
Research & developement
Marketing en verkoop
arbeidsintensief
kennisintensief
Exportgerichte productie
hooggeschoold
lage lonen
snelgroeiende afzetmarkt
centrumland
Innovatieland
Slide 20 - Question de remorquage
Wat is een oorzaak van Global Shift?
A
Opdeling productieketen
B
Goedkoper transport
C
Lage lonen
D
Verdwijnende handelsgrenzen
Slide 21 - Quiz
Wat past niet bij vrijhandel?
A
Importheffingen
B
Open grenzen
C
WTO
D
Productieketen
Slide 22 - Quiz
De WTO streeft naar
A
wereldwijde vrede en veiligheid
B
naleving van mensenrechten
C
meer welvaart door vrijhandel
D
geweldloze oplossing van conflicten
Slide 23 - Quiz
A
Dekolonisatie
B
Global shift
C
Internationale arbeidsverdeling
D
Neokolonialisme
Slide 24 - Quiz
Global shift gebeurt van..
A
periferie -> centrum
B
(semi)periferie -> centrum
C
Centrum -> (semi)periferie
D
Semi-periferie -> periferie
Slide 25 - Quiz
Wat hoort er bij de periode 1500-1800?
A
Handelskolonialisme
B
Exploitatiekolonie
C
Dekolonisatie
D
Industrieel kolonialisme
Slide 26 - Quiz
wanneer vond het industrieel kolonialisme plaats?
A
1000-1500
B
1500-1800
C
1950-heden
D
1800-1950
Slide 27 - Quiz
Zuid-Korea heeft een...
A
Vrijemarkteconomie
B
Planeconomie
Slide 28 - Quiz
Wat voor economie heeft Noord-Korea?
A
Vrijemarkteconomie
B
Planeconomie
Slide 29 - Quiz
Wat probeert de WTO te bereiken?
A
Protectionisme
B
Volledige vrijhandel
C
Promotie uitvoersubsidies
D
Opkomen belangen centrum landen
Slide 30 - Quiz
Vrijhandel kent ook nadelen. Wat is een nadeel van vrijhandel?
A
protectionisme
B
exportgerichte industrialisatie
C
vrijemarkteconomie
D
global shift
Slide 31 - Quiz
De GINI-coefficient vertelt iets over:
A
(on)gelijkheid in een land
B
hoe arm/rijk een land is
C
hoeveel artsen er per 1000 inwoners zijn
D
geen van deze antwoorden
Slide 32 - Quiz
Centrum
Semi-periferie
Gini-coëfficient hoog
Informele sector
Tertiaire sector
Hoofdkantoor MNO
Slide 33 - Question de remorquage
A leeftijdsopbouw
B natuur
C ligging
D koloniaal verleden
E politieke systeem
F ongelijkheid
G rol in wereldsysteem
3 Zijn de moessonregens overvloedig dan hebben we een topoogst.
1 Grondstoffen zijn ons belangrijkste exportproduct.
2 De nieuwe spoorlijn haalt ons eindelijk uit het isolement.
4 De Gini-coëfficiënt is hoog in ons land.
6 Het democratisch gehalte is nog laag.
7 Ons belang stond eeuwenlang op de tweede plaats.
5 De groei van het bnp houdt de bevolkingsgroei niet bij.