Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Doel en publiek bereiken
Wanneer je iets vertelt, dan heb je een bepaald spreekdoel. Er zijn verschillende spreekdoelen.
Slide 2 - Diapositive
Welke spreekdoelen ken je?
Slide 3 - Carte mentale
Spreekdoelen
• Amuseren: een aansprekend verhaal vertellen
• Informeren: feiten geven in plaats van meningen
• Instrueren: uitleg in stappen
• Overtuigen: mening geven met argumenten
Slide 4 - Diapositive
Bekijk de volgende video
Wat zijn de spreekdoelen van Pieter Derks?
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Wat zijn de spreekdoelen van Pieter Derks?
A
Vermaken en overtuigen
B
Informeren en overtuigen
C
Instrueren en vermaken
D
Vermaken en tot handelen aanzetten
Slide 7 - Quiz
Waar let je op als je een boodschap afstemt op je publiek?
Slide 8 - Carte mentale
Boodschap afstemmen op publiek
- Voorkennis: wat weet het publiek al over dit onderwerp?
- Interesse: wat zouden ze graag willen weten?
- Voorbeelden: welke voorbeelden spreken dit publiek aan?
Slide 9 - Diapositive
Boodschap afstemmen op publiek
- Taalgebruik: spreek een onbekend publiek altijd met ‘u’ aan, ook als het leeftijdsverschil klein is. Vind je dat onnatuurlijk? Vraag dan toestemming om te tutoyeren (jij- en je zeggen).
Slide 10 - Diapositive
Wat is het verschil tussen formele en informele taal?
Slide 11 - Question ouverte
Informeel en formeel
In een persoonlijk gesprek gebruik je informele taal.
(spreek aan met 'je' en 'jij')
Als je gesprek een zakelijk doel heeft, pas dan de woordkeus aan en gebruik formele taal.