Week 19 klas 1 E/ 1 F

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Wat gaan we doen?                         WEEK  19/1 

• terugblik  :  met aantal vragen 
• vooruitblik : wat komt er nog de komende 7 weken    
• aan het werk  proeftoets H4 NN online
• controle op weektaken t/m 16 

H4 Grammatica zinsdelen/ woordsoorten /formuleren en spelling 

      H4 : SO    Grammatica,spelling, formuleren  : vragen     

 Zinsdelen 

1. pv   ik heb 
2. wg   ik heb gegeven 
3. ow  ik heb gegeven 
4. lv     ik heb bloemen gegeven 

hoe te vinden ? 

welke vragen moet je stellen ?  

https:

      H4     Gramm. woordsoorten 

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord         (stoffelijk) bvn 
4. werkwoord                            zww en hww 

5. aanwijzend voornaamwoord 

6. vragend voornaamwoord 

hulp werkwoord

aanwijzend vnw

voorzetsel

lidwoord

zelfstandig nw

bijvoeglijk nw

zelfstandig werkwoord 

vragend voornaamwoord 

wie 

heeft 

die 

moeilijke 

vraag 

bedacht ? 

Spelling : Meervoud van melodie en bacterie
welke 2 zijn goed gespeld ?

1. Melodiën
2. Melodieën
3. Bacteriën
4. Bacterieën

formuleren : Welke verwijswoorden?

1. Hij, hem, zijn
2. Zij/ze, haar
3. Zij/ze, hun

vooruitblik 

• volgende week : SO H4  woensdag /donderdag 
• boekbespreking : schema wie /wanneer 
• schrijfopdracht bij H5  
• Toets in de toetsweek week 25 : Lezen en Woordenschat 

Wat gaan we doen?                         WEEK  19/2 

• herhaling   zinsdelen :   onderwerp / lijdend voorwerp
• herhaling woordsoorten: vr. en aanw. vnw  

                         
                                                 

•  aan het werk : maken weektaak 19 

GRAMMATICA ZINSDELEN

GRAMMATICA WOORDSOORTEN

Lidwoorden

Zelfstandige naamwoorden

Onderwerp

Persoonsvorm

Bijvoeglijke naamwoorden

Lijdend voorwerp

vragende voornaamwoorden

aanwijzende voornaamwoorden 

Piet en Jan/ hebben /pindakaas/ gekocht.

Onderwerp

Persoonsvorm

Werkwoordelijk
gezegde

Lijdend voorwerp

Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.

Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.

Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.

Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Grammatica zinsdelen

Welke vraag stel je om onderwerp te vinden ?

Wie /wat + .......

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden ?

Wie/ wat + ……… + ………. ?                                           3 keer het lv ? 

1.  Ieder weekend wast mijn buurman zijn auto.
   
2.  We verkopen onze overbodige spullen via internet.
   
3. Hebben jullie nog een surfplank in de schuur liggen?
   

Grammatica zinsdelen

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden ?

Wie/ wat + ……… + ………. ?

1.  Ieder weekend wast mijn buurman zijn auto.
   
2.  We verkopen onze overbodige spullen via internet.
   
3. Hebben jullie nog een surfplank in de schuur liggen?
   

aanwijzend voornaamwoord

(aanw.vnw)

vragend voornaamwoord (vr.vnw)

Geen aanwijzend of

vragend voornaamwoord

deze

daar

die

wie

dit

wat

waar

welk

dat

Wat gaan we doen?                         WEEK  20 /1 

• vorige week 
• proeftoets H4 NN online
• SO  H4 woensdag /donderdag 
• boekbespreking vlg week  

H4 Grammatica zinsdelen/ woordsoorten /formuleren en spelling 

8 vragen 

papier , vul in ABCD 

//

 aan het werk 

 

af maken : proeftoets 

NN  online Planning week 19 

 bekijk de samenvatting 

vragen 

wat is een mama - appelsapje  ? 

luisteren /horen 

michael Jackson

songfestival 

broccoli