2021 De Filmfabriek, klas 2 les 1 H2c

Wat een feest, maar... er staat wel een spelfout.
Hoe schrijf je 'geslaagt' wel?
1 / 18
suivant
Slide 1: Question ouverte
MediawijsheidNederlands+2BasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat een feest, maar... er staat wel een spelfout.
Hoe schrijf je 'geslaagt' wel?

Slide 1 - Question ouverte

songbook van H2c

Slide 2 - Diapositive

Jeroen van Merwijk
(1955-2021)
Nederlandse cabaretier, kunstschilder en tekst- en liedschrijver. Hij vond dat cabaret moest schuren

Slide 3 - Diapositive

vandaag de inbreng van...
Malik
Nathan

Slide 4 - Diapositive

en nu verder


Informatie: verhaal
Informatie: script schrijven

Opdracht: van verhaal naar film: script schrijven

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

- Verhaal op basis van een meegemaakte gebeurtenis
- Verhaal op basis van een interesse ergens voor

- In een filmverhaal kun je dingen veranderen, toevoegen 
  en/of weglaten. 

- Vraag jezelf af; wat je hebt bedacht, zou dat in het echt 
  kunnen gebeuren?
verhaal schrijven

Slide 7 - Diapositive

Informatie: verhaal
Begin - Waar gaat het over?
In het begin worden de hoofdpersonen voorgesteld, met vaak hun dromen/wensen. Ook wordt duidelijk waar het verhaal zich afspeelt en wat de sfeer van de film is. 
Midden - Wat gebeurt er en waarom?
In het midden moeten de hoofdpersonen problemen/weerstanden overwinnen om hun dromen/wensen te kunnen vervullen. Vaak gebeurt er iets vervelends/spannends en/of moeten ze wat oplossen/onderzoeken. 
Eind - Hoe loopt het af?
In het eind wordt duidelijk of de hoofdpersonen hun dromen/wensen hebben vervult. Dat bepaalt of het goed of slecht afloopt. Vaak hebben de hoofdpersonen het antwoord op hun vraag/gevoel gevonden of hebben ze iets opgelost. Eind goed, al goed! 
BEGIN
MIDDEN
EIND

Slide 8 - Diapositive

Informatie: verhaal
Voorbeeld Roodkapje - begin
Roodkapje krijgt een mandje met lekkers en gaat op weg naar haar zieke oma. Onderweg plukt Roodkapje bloemetjes en komt ze een wolf tegen.
Hoofdpersonen: Roodkapje (goed) en de wolf (slecht). 
Wens Roodkapje: oma verwennen.
Voorbeeld Roodkapje - midden
De wolf eet oma op. Als Roodkapje bij oma aankomt, wordt ook zij door de wolf opgegeten.
Probleem: Roodkapje kan oma niet verwennen, omdat ze wordt opgegeten. 
Voorbeeld Roodkapje - eind
De jager hoort de wolf snurken. Hij bevrijdt oma en Roodkapje uit de buik van de wolf. Ze stoppen er stenen voor in de plek terug. De wolf wordt wakker, krijgt dorst en gaat naar de put om water te drinken. Hij valt voorover in de put. Eind goed, al goed! 
Probleem is opgelost: Roodkapje kan oma weer verwennen. 
BEGIN
MIDDEN
EIND

Slide 9 - Diapositive

Informatie: verhaal
Wie?
Wie zijn de hoofdpersonen van het verhaal? Zijn er nog andere personages? Zo ja, wie zijn dat?
Waar?
Waar speelt het verhaal zich af? Bijv. binnen (in een school of woonkamer) en/of buiten (in een bos of stad).
Wanneer?
Wanneer speelt het verhaal zich af? Noem de periode (bijv. in de middeleeuwen, in de toekomst of in de zomer). Noem ook de duur (vindt het verhaal bijv. plaats op één dag of in een maand).
Wat?
Wat maken de hoofdpersonen mee in het verhaal? Wat gebeurt er?
Waarom?
Waarom doen de personages bepaalde dingen? Wat is hun motivatie?
Hoe?
Hoe lost het verhaal op?
EIND
BEGIN
MIDDEN

Slide 10 - Diapositive

- Verhaal op basis van een meegemaakte gebeurtenis
- Verhaal op basis van een interesse ergens voor

- In een filmverhaal kun je dingen veranderen, toevoegen 
  en/of weglaten. 

filmverhaal schrijven

Slide 11 - Diapositive

Een filmverhaal noemen we ook wel een script of scenario. Een script beschrijft wie wat en waar doet en zegt. 

In alle landen ziet elk script er precies hetzelfde uit en heeft het dezelfde opbouw. Alleen de inhoud (het verhaal) is dus anders. Het lettertype is altijd 'Courier', met lettergrootte 12. Eén pagina (A4) uit een script duurt altijd ongeveer 1 minuut in de film. Een script van 90 pagina's levert dus 1,5 uur film op.   

Een script beschrijft alles 
in de tegenwoordige tijd 
en in actieve vorm. 

Informatie: script schrijven
Dit is lettertype Courier. 
Miranda gilt, maar Lia hoort haar niet omdat ze muziek luistert.
Miranda is aan het gillen, maar Lia hoort haar niet omdat ze muziek aan het luisteren is.

Slide 12 - Diapositive

Elke scene in een script begint met de locatie:
   INT. / EXT. LOCATIE - SPECIFIEKE LOCATIE -- NACHT / DAG

INT. = interior = binnen
EXT. = exterior = buiten
   Voorbeeld 1: INT. SCHOOL - TECHNIEKLOKAAL -- DAG
   Voorbeeld 2: EXT. SCHOOLPLEIN -- DAG

Vervolgens schrijf je kort (in een paar zinnen) waar de scene over gaat
Vervolgens plaats je ingesprongen (na 9 spaties) de naam van het personage die wat zegt in hoofdletters. Daaronder (na 6 spaties) noteer je de tekst die het personage zegt. 

Informatie: script schrijven
Twee voorbeelden op de volgende slides!

Slide 13 - Diapositive

EXT. SCHOOLPLEIN - BANKJE -- DAG

De schoolbel gaat, maar Tess en Elif zijn druk aan het kletsen en horen die niet. 

         TESS
      Ik weet niet wat ik aan moet naar het feestje van Tom.

         ELIF
      Maar jij vindt Tom toch helemaal niet aardig? 

Tess en Elif schrikken op van een raar tikkend geluid.  
          

Informatie: script schrijven
<-- Locatie in hoofdletters
<-- Algemene info
<-- Personage in hoofdletters, inspingen na 9 spaties
<-- Personage in hoofdletters, inspingen na 9 spaties
                 -->
Gesproken tekst, 
inspringen na 6 spaties      -->
Algemene info

Slide 14 - Diapositive

INT. SCHOOL - BIOLOGIELOKAAL -- DAG

De leerlingen zijn druk aan het kletsen. Mevrouw Jansen is geïrriteerd. 

         MEVROUW JANSEN
      En nu moet het stil zijn!

De leerlingen schrikken en plotseling is het stil. 

         MEVROUW JANSEN
      Pak snel je boeken en Chromebook.

Informatie: script schrijven

Slide 15 - Diapositive

Maak jullie eigen versie van de oude titel die jullie gelezen hebben, aan de hand van de volgende punten:
     - Begin:     WIE?
     - Begin:     WAAR?
     - Begin:     WANNEER?
     - Midden:  WAT?
     - Midden:  WAAROM?
     - Eind:       HOE?
Let op de haalbaarheid! 
Opdracht: jullie verhaal
Let op het aantal rollen! 
Noteer het verhaal op het werkblad in Magister>Elo>opdrachten.

Slide 16 - Diapositive

Let op het aantal rollen: de personages.
Ieder van jullie speelt een rol van een personage met tekst (en attribuut).
Weet je nog hoe het zit? 
Hoofdpersonen en bijpersonen?

In de Lesson up hangt informatie
die jullie vorig jaar hebben gehad tijdens een projectweek. 
Opdracht: jullie verhaal
Noteer het verhaal op het werkblad in Magister>Elo>opdrachten.

Slide 17 - Diapositive

werkblad vandaag inleveren!
Magister>ELO>opdrachten

Slide 18 - Diapositive