Verkleinwoorden en meervouden

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmboLeerroute VLLeerroute VBLeerroute VKLeerroute VT

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 8 min

Éléments de cette leçon

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
We gaan deze week aan de slag met meervouden en verkleinwoorden. 
De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Grammatica paragraaf 4: meervouden
  • Grammatica paragraaf 5: verkleinwoorden




Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen 
Deze week gaan wij aan de slag met meervouden en verkleinwoorden. 

1. Je herkent het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
2. Je spelt meervouden op -en en -s.
3. Je spelt verkleinwoorden op de juiste manier.


Slide 4 - Diapositive

Meervouden 

Slide 5 - Diapositive

Meervouden
Let op, soms moet je letters veranderen!

  • Een f in een v veranderen: brief - brieven 

  • Een s in een z veranderen: laars - laarzen 

  • De laatste letter verdubbelen: jas - jassen 

  • De a, e, o, u (klinkers) weghalen: 
aap - apen
heer - heren 
oog - ogen 
muur - muren 



Slide 6 - Diapositive

Meervouden
Het verschil tussen enkelvoud en meervoud 
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.

 Je kunt van een zelfstandig naamwoord een meervoud maken door -en of -s achter het woord te plakken. 

Bijvoorbeeld: 
stoel - stoelen 
vriend - vrienden 
sjaal - sjaals 
oven - ovens 

Slide 7 - Diapositive

Weektaak 
Wat moet je maken?  H7 - §4 meervouden 
  • Rood blz. 220: opdracht 1 tot en met 3
  • Blauw blz. 228: opdracht 1 tot en met 7
  • Oranje blz. 234: opdracht 1 tot en met 5


Wat moet je doen als je klaar bent?
  • Steek je hand op en dan kom in bij je langs
  • Bij akkoord krijg je een nakijkformulier 
  • Klaar met nakijken? Lezen of bezig met een ander vak



Slide 8 - Diapositive

Verkleinwoorden

Slide 9 - Diapositive

Verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken.

Help?! Wat zijn zelfstandige naamwoorden? 

Om een verkleinwoord te maken, zet je meestal -je achter een woord. Bijvoorbeeld: fiets - fietsje / bord - bordje 

Let op: soms moet je ook een letter toevoegen, anders klinkt het woord heel gek. Bijvoorbeeld: boom - boompje. Je voegt dat een -p toe, want anders krijg je boomje, haha! 

Slide 10 - Diapositive

Verkleinwoorden
Let op:

Soms moet je ook een letter toevoegen, anders klinkt het woord heel gek. Bijvoorbeeld: boom - boompje. Je voegt dat een -pje toe, want anders krijg je boomje, haha! 

Dat geldt ook voor -tje, zoals: tuin - tuintje of stoel - stoeltje
Ook geldt dat voor -etje, zoals: bel - belletje of ring - ringetje

Nog een apart geval: als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, zoals koning. Moet je de -g vervangen voor -k om het woord te verkleinen. 

Dus koning wordt koninkje en vergoeding wordt vergoedinkje



Slide 11 - Diapositive

Weektaak 
Wat moet je maken?  H7 - §5 verkleinwoorden 
  • Rood blz. 222: opdracht 1 tot en met 6
  • Blauw blz. 230: opdracht 1 tot en met 8
  • Oranje blz. 236: opdracht 1 tot en met 7

Klaar? Afmaken! H7 - §4 meervouden  
  • Rood blz. 220: opdracht 1 tot en met 3
  • Blauw blz. 228: opdracht 1 tot en met 7
  • Oranje blz. 234: opdracht 1 tot en met 5

Wat moet je doen als je klaar bent?
  • Steek je hand op en dan kom in bij je langs
  • Bij akkoord krijg je een nakijkformulier 
  • Klaar met nakijken? Lezen of bezig met een ander vak



Slide 12 - Diapositive

Alles afmaken 

Slide 13 - Diapositive

Alles afmaken!

Weektaak deze week: 

Wat moet je maken? H7 - §5 verkleinwoorden
Rood blz. 222: opdracht 1 tot en met 6
Blauw blz. 230: opdracht 1 tot en met 8
Oranje blz. 236: opdracht 1 tot en met 7


Wat moet je maken: H7 - §4 meervouden
Rood blz. 220: opdracht 1 tot en met 3
Blauw blz. 228: opdracht 1 tot en met 7
Oranje blz. 234: opdracht 1 tot en met 5
Weektaak van vorige week 

Wat moet je maken? H5 - §2 persoonsvorm
  • Rood blz. 200: opdracht 1 tot en met 4
  • Blauw blz. 200: opdracht 1 tot en met 6
  • Oranje blz. 202: opdracht 1 tot en met 5


Wat moet je maken? H5 - §4 onderwerp
  • Rood blz. 202: opdracht 2 tot en met 4
  • Blauw blz. 204: opdracht 1 tot en met 6
  • Oranje blz. 206: opdracht 1 tot en met 5

Wat moet je maken?  H5 - §6 werkwoordelijk gezegde  
  • Rood: Ga verder met de weektaak van vorige week 
  • Blauw blz. 208: opdracht 1 tot en met 6
  • Oranje blz. 210: opdracht 1 tot en met 5

Klaar met alle opdrachten? Kom bij mij langs en laat alles zien. 
Check: Zorg dat je alles heb nagekeken!

Slide 14 - Diapositive

Afsluiting
Deze week werken we aan de volgende leerdoelen: 

1. Je herkent het verschil tussen enkelvoud en meervoud.
2. Je spelt meervouden op -en en -s.
3. Je spelt verkleinwoorden op de juiste manier.



Slide 15 - Diapositive