mardi le 13 juin

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

In het Frans zegt een bezittelijk voornaamwoord iets over...

1. het bijvoeglijk naamwoord
2. het werkwoord
3. het zelfstandig naamwoord
4. het lidwoord

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (mijn) maison(la)

1. mon
2. ma
3. mes

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (mijn) photo(la)

1. mon
2. ma
3. mes

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (zijn) chat(le)

1. son
2. sa
3. ses

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
C'est (zijn) fils(le)

1. son
2. sa
3. ses

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
Voilà (haar) soeur(la).

1. son
2. sa
3. ses

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=

1. ma amie
2. mon amie

Vul het juiste Franse BEZITTELIJK voornaamwoord in:
Voilà (haar) robe(la).

1. son
2. sa
3. ses

Wat zijn aanwijzende voornaamwoorden in het Frans?

1. mon/ma/mes
2. le/la/les
3. ce/cet/cette/ces
4. un/une/des

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ chaussures (les)

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme(le)

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Aanwijzend voornaamwoord
...............robe(la)

1. ce
2. cette
3. cet
4. ces

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur(le)

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ agenda(le)

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ guitare(la)

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Imparfait: Wat is de stam voor deze werkwoordstijd?

1. Nous - vorm zonder ONS
2. Vous-vorm zonder -ez
3. Hele werkwoord - ER
4. Hele werkwoord -IR

De uitgang van de werkwoorden RE eindigt de passé composé op ?

1. i
2. é
3. re
4. u

De uitgang van de werkwoorden IR eindigt de passé composé op ?

1. u
2. é
3. i
4. és

Wat zijn de uitgangen in de P van de werkwoorden op -ir?

1. is, is, it, ons, ez, ent
2. e, es, e, ons, ez, ont
3. is, is, it, issons, issez, issent
4. e, es, e, ons, ez, ent

Hoe maak je de futur simple van de werkwoorden op -RE?

1. hele werkwoord + uitgangen van imparfait
2. hele werkwoord - e + uitgangen van avoir
3. hele werkwoord + uitgangen van avoir
4. hele werkwoord - e + uitgangen van imparfait

werkwoorden op -re in de passé composé
Vous..... (vendre) la maison.

1. avons vendru
2. avons vendu
3. avez vendru
4. avez vendu

met welk werkwoord worden de regelmatige werkwoorden -ir in de passé composé vervoegd?

1. avoir
2. être

werkwoorden op - er
Je ... (danser)

1. danse
2. danses
3. dansez
4. dansent

werkwoorden op -re in de présent
Tu.............(vendre)

1. vends
2. vende
3. vend
4. vendes

werkwoorden op -re in de présent
Ils .............(perdre)

1. perds
2. perdent
3. perd
4. perdez

- leren voor de toets:

oefenen woordjes en grammatica