1.9 en 2.9 spelling

1.9 spelling
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.9 spelling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Spelling tegenwoordige en verleden tijd van de persoonsvorm
  • Leestekens: komma, punt, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt en aanhalingstekens
  • Hoofdletters
  • Gebiedende wijs
  • Veertig dicteewoorden

Slide 2 - Diapositive

Werkwoordspelling

Slide 3 - Diapositive

De hamvraag

Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:

heb ik te maken met een persoonsvorm???

Slide 4 - Diapositive

Hoe herken je de pv?
De pv past zich aan het onderwerp aan:

Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Hij neemT een Big Mac.

Wij nemEN een Big Mac.

Slide 5 - Diapositive

Hoe herken je de pv?
De pv verandert van tijd:

                                           

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                              klank.

Slide 6 - Diapositive

Hoe spel je de pv?

In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord
 
in de verleden tijd moet spellen.

Slide 7 - Diapositive


Slide 8 - Diapositive

't sexy fok s chaap

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap

  1.  hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 11 - Diapositive

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 12 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 13 - Diapositive

werkwoordspelling
wat is goed?
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij bediend
B
Hij bedient
C
Hij bediendt

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Maak een zin waarin je één van de regels van de komma gebruikt.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Bedenk zelf een zin waarin je de aanhalingstekens op de juiste wijze gebruikt.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Maak een zin waarin je één van de regels van de dubbele punt gebruikt. Daarna raden we samen om welke regel het gaat.

Slide 22 - Question ouverte

Pak je boeken
Eet je eten op
Ga naar bed
Verbrand de bewijzen!
Oefen voor de toets
Fluit een melodie

Slide 23 - Diapositive

Gebiedende wijs
  • Bevel of opdracht
  • Geen onderwerp in de zin
  • Je schrijft het zoals de ik-vorm 


Haal adem                       Word lid                        Maak je huiswerk

Slide 24 - Diapositive

Vul de gebiedende wijs in:
(Verbranden) de verboden boeken!

Slide 25 - Question ouverte

Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin
    (maar let op met 't en 's en getallen)
  • Aan het begin van een citaat 
  • Bij eigennamen (let op met tussenvoegsels)
  • Bij feestdagen (maar niet bij afleidingen daarvan)
Zie blz. 148

Slide 26 - Diapositive

Ik heb vandaag het eerste uur
A
duits
B
Duits

Slide 27 - Quiz

Mijn oom woont in
A
zuid limburg
B
zuid-limburg
C
Zuid-Limburg
D
zuid-Limburg

Slide 28 - Quiz

Is de leerstof duidelijk genoeg uitgelegd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Aan het werk weer!!

Slide 30 - Diapositive