Leren en oefenen voor PWW 1

Oefen lessonUp PWW 1
Onderzoek doen
levend, dood,levenloos
cellen, weefsels, organen en orgaanstelsels
bacteriën en schimmels
conserveren
biotechniek

1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefen lessonUp PWW 1
Onderzoek doen
levend, dood,levenloos
cellen, weefsels, organen en orgaanstelsels
bacteriën en schimmels
conserveren
biotechniek

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend       Dood       Levenloos

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Levend
Levenloos
Dood
Organisme heeft geen levenskenmerken meer
Organisme vertoond alle levenskenmerken
Iets wat nooit heeft geleefd

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bio leerdoel 25
Levend
Dood
levenloos
Heeft nooit levenskenmerken gehad
Heeft levenskenmerken
Heeft geen levenskenmerken meer

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Alle organismen herken je aan de 6 levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Voeden
B
Ademen
C
Praten
D
Uitscheiden

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Rennen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderzoek uitvoeren
Onderzoeksvraag
Kan je meer onthouden als je kauwgom kauwt?
Hypothese
 Wat verwacht jij? Ik denk dat je minder kan onthouden als je kauwgum kauwt omdat.....
werkplan
1. Maak twee grote groepen, die hetzelde zijn
2. Laat 1 groep kauwgum kauwen en de ander groep niet
3. Beide groepen krijgen plaatjes te zien en moeten daarna aangeven welke plaatjes zij onthouden hebben
4.  Het aantal goede antwoorden wordt opgeteld
Resultaten
Het aantal goede antwoorden van de twee groepen wordt met elkaar vergeleken
Conclusie
Ga na of de groep die kauwgum heeft gekauwd ook het meeste heeft onthouden
Onderzoek doen

Slide 8 - Diapositive

De helft van de klas krijgt een kauwgompje. Daarna krijgen de leerlingen 10 afbeeldingen te zien. Daarna schrijven ze op een papiertje, of de Ipad, wat ze hebben onthouden.

De leerlingen kijken hun antwoorden na, de docent telt daarna welke groep meer antwoorden goed heeft. 

(Daarna krijgt de andere helft ook een kauwgompje, aan het einde van de les weer uitspugen in de prullenbak!)
Wat komt er na de onderzoeksvraag?
A
werkplan
B
hypothese
C
resultaten
D
benodigdheden

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypothese

een hypothese is ....
A
Iets wat aangetoond is
B
Iets wat nog bewezen moet worden
C
Iets wat niet bewezen kan worden
D
Iets wat iemand verzint

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar staan de onderdelen van een onderzoek in de juiste volgorde?
A
onderzoeksvraag - hypothese- werkplan - resultaten - conclusie
B
hypothese - onderzoeksvraag - werkplan - waarnemingen - conclusie
C
onderzoeksvraag - hypothese - werkplan - waarnemingen - conclusie - resultaten -
D
onderzoeksvraag - veronderstelling - werkplan - waarnemingen - conclusie - resultaten

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de stappen voor een werkplan in de goede volgorde:

Q= Er is 1 verschil tussen groep A en groep B. De rest is hetzelfde
R= Je neemt 2 groepen A en B. Beide groepen bevatten 30 planten.
S= Je vergelijkt de resultaten van groep A met groep B.
A
Q - R - S
B
R - Q - S
C
R - S - Q
D
Q - S - R

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een onderzoek voer je uit in verschillende stappen.
Wat is de eerste stap?

A
Conclusie
B
Hypothese
C
Onderzoeksvraag
D
Werkplan

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een werkplan is het belangrijk dat je één ding tegelijk onderzoekt.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik neem twee zakjes met hetzelfde zaad. In het ene zakje prik ik gaatjes zodat er lucht bij kan. In het andere zakje prik ik niet. ....
A
Onderzoeksvraag
B
Hypothese
C
Werkplan
D
Conclusie

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat was de onderzoeksvraag bij deze resultaten?
A
Welke temperatuur vinden is het fijnst?
B
Wat is de invloed van koolmonoxide op de temperatuur?
C
Bij welke temperatuur wordt het meeste koolstofdioxide gemaakt?
D
Wat doet de temperatuur?

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kent de cellen van de 4 rijken.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Schimmel cel
D
Bacterie cel

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke cel heeft een celkern, celwand en bladgroenkorrels?
A
een dieren-cel
B
een schimmel-cel
C
een bacterie-cel
D
een planten-cel

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de afbeelding zie je de cel van een schimmel.
Wat heeft deze cel NIET?
A
Celkern
B
Celwand
C
Vacuole
D
Bladgroenkorrels

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Celkern
Vacuole
Bladgroenkorrel
Cytoplasma
Celmembraan
Celwand

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor type cel is hiernaast weergeven?
A
Dierlijke cel
B
Bacterie cel
C
Schimmel cel
D
Planten cel

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk celonderdeel ligt het DNA bij een dier? In de ......

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Cel (cellen) - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf op van klein naar groot...
A
Cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schimmels en Bacteriën

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

schimmels en bacteriën hebben geen bladgroenkorrels
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schimmels en bacteriën die leven niet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schimmels en bacteriën zijn altijd slecht voor je.
A
Nee
B
Ja

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe voeden schimmels en bacteriën zich?
A
Met zonlicht en water.
B
Met delen of resten van planten en dieren.
C
Met mineralen uit de grond.
D
Met zuurstof uit de lucht.

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een positieve eigenschap van schimmels en bacteriën is?
A
Ze ruiken lekker
B
Ze eten dieren op
C
Ze ruimen de resten van dode organismen op
D
Er zijn geen positieve eigenschappen

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een enkele bacteriecel gaat zich om 30 minuten delen. Hoeveel bacteriën heb je na twee uur?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vermeerderen schimmels en bacteriën zich?
A
Bacteriën maken sporen en schimmels doen aan celdeling
B
Bacteriën en schimmels doen aan celdeling
C
Bacteriën en schimmels maken sporen
D
Bacteriën doen aan celdeling en schimmels maken sporen

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

stel je hebt 4 bacteriën die zich ieder half uur delen. Hoeveel bacteriën heb je dan na een uur?
A
6
B
16
C
18
D
20

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Schimmels en bacteriën zijn:
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
D
Afvaleters

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze manier van conserveren dood alle schimmels en bacteriën.
A
Gebruik maken van zout
B
Invriezen
C
Steriliseren

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pasteuriseren
A
Kort verhitten op 70 graden
B
Lange tijd verhitten op 120 graden
C
Bewaren bij een temperatuur van -10 graden
D
Bewaren zonder zuurstof

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

gevolg --> waterbloei

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een oorzaak van waterbloei?
A
een toename mineralen
B
een toename van zonlicht op de bodem
C
een toename van waterdieren
D
een toename aan zuurstof in het water

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waterbloei in water.
Waardoor sterven uiteindelijk de waterdieren zoals vissen?
A
Door gebrek aan zonlicht
B
Door gebrek aan zuurstof
C
Door gebrek aan voedsel
D
Door gebrek aan koolstofdioxide

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

 Biotechniek
Moderne biotechniek
- DNA van organismen veranderen zodat ze nieuwe eigenschappen krijgen
Klassieke biotechniek
- Eten maken m.b.v micro-organismen:
bacteriën en schimmels (gist)

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Medicijnen produceren met moderne biotechniek!

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Supersoja zitten o.a. in vleesvervangende producten.
Super sojabonen bevatten genen van andere soorten waardoor ze meer eiwitten bevatten dan gewone sojabonen. Anderen zijn veranderd waardoor de planten ongevoelig zijn geworden voor glyfosaat, een onkruidbestrijdingsmiddel.
A
Hier is sprake van klassieke biotechnologie
B
Hier is sprake van moderne biotechnologie
C
De biotechnologie speelt bij het ontstaan van de supersoja geen rol
D
Supersoja bestaat helemaal niet

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bacteriën die yoghurt maken is een vorm van ...
A
Infectie
B
Antibiotica
C
Moderne biotechnologie
D
Klassieke Biotechnologie

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Lees de tekst in de afbeelding hiernaast.

Op welke manier wordt bij kaasproductie gebruikt van moderne biotechnologie? 
A
Door het gebruik van chymosine.
B
Door het gebruik van deze melkzuurbacteriën.
C
Door het gebruik van chymosine en deze melkzuurbacteriën .
D
Door geen van de genoemde manieren.

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions