8. Ik kan verschillende opvattingen over het onderscheid tussen mens en dier weergeven, herkennen, toepassen en bekritiseren.
Dat betekent:
• Ik kan Aristoteles onderscheid tussen mens en dier uitleggen, toepassen en bekritiseren
• Ik kan Plessners onderscheid tussen mens en dier met de begrippen ‘centriciteit en ‘excentriciteit’ uitleggen, toepassen en bekritiseren.
9. Ik kan een eigen, onderbouwde positie innemen als antwoord op de vraag naar het onderscheid tussen mens en dier.