mini les zij hun het

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

mini les 

Zij-Hun-Hen

Zij

Onderwerp

"Zij hebben een auto gekocht."

persoonsvorm zoeken

Wie of wat+persoonsvorm

Hen

Lijdendvoorwerp

"Ik zie hen daar lopen."

wat of wie+persoonsvorm+onderwerp

Na een voorzetsel

"Ik heb de bal aan hen geven."

(kast woorden)

Hun

meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

"Hij heeft hun straf gegeven."

aan wie of voor wie+persoonsvorm+onderwerp+lijdend voorwerp 

Bezittelijk voornaamwoord

"Gisteren hebben de buren hun auto verkocht."

geef aan van wie iets is.

met (zij/hun/hen/) kan ik erg goed opschieten

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Hadden jullie net zo'n goed werkstuk gemaakt als (zij/hun/hen)

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Ik heb hier meer ervaring dan (zij/hun/hen)

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Ik wil het (zij/hun/hen) best nog een keer uitleggen.

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Ik snap niets meer van (Zij/Hun/Hen)

Ik ben (Zij/Hun/Hen) veel dank verschuldigd.

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Toen schreef de dokter (Zij/Hun/Hen) kalmeringstabletten voor.

Wanneer zien we (Zij/Hun/Hen) weer?

1. Zij
2. Hun
3. Hen

(Zij/Hun/Hen) zijn gelukkig gestopt met blowen.

Wil je beweren dat (Zij/Hun/Hen) dat in gang hebben gezet?

1. Zij
2. Hun
3. Hen

Maak een zin waarin Zij, Hun of Hen goed gebruikt worden.

mooiste foto wint