13.4 nieren

13.4  Nieren 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

13.4  Nieren 

Slide 1 - Diapositive

Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 2 - Question de remorquage

Dit gedeelte vangt de urine op.
A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg
D
Nierslagader

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

verschil lengte urinebuis man en vrouw

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

opslag urine 
afgifte warmte 
Uitscheiding ureum 
productie glycogeen 
opslag vet 
Urineblaaas 
Huid 
NIeren 
Lever
pijpbeenderen 

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Vidéo

lage 
osmotische 
waarde
hoge osmotisch waarde

Slide 10 - Diapositive

hoe werkt ADH?

Slide 11 - Diapositive

Welk orgaan maakt ADH?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
nier
D
bijnier

Slide 12 - Quiz

Veel ADH zorgt voor...
A
donkere urine
B
lichte urine

Slide 13 - Quiz

Werking van de nieren
Afvalstoffen uit het bloed halen (zoals zouten)

Niermerg en nierschors maken hier urine van
Urine wordt verzameld in de nierbekkens

Slide 14 - Diapositive

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 15 - Diapositive

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

Vergelijk BINAS 85C

Slide 16 - Diapositive

Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken.

Via de achterkwab komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan minder water uitscheiden.

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere osmotische waarde.

De hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

Slide 17 - Question de remorquage

Slide 18 - Diapositive

Als je heel zoute drop gegeten hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water

Slide 19 - Quiz

Bloedplasma bevat eiwitten, urine normaal gesproken niet. Hoe komt dat?
A
Eiwitten worden actief teruggeresorbeerd uit voorurine
B
Eiwitten verlaten de voorurine passief door diffusie
C
Eiwitten worden door ADH teruggeresorbeerd
D
Eiwitten zijn te groot om via ultrafiltratie in de voorurine te komen

Slide 20 - Quiz

Met welk cijfer wordt op deze dwarsdoorsnede een nier aangegeven?
A
3
B
4
C
5
D
de nier staat er niet bij

Slide 21 - Quiz