Spelling §4 - Verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Ga zitten op je eigen plek.

Leg Nieuw Nederlands en je leesboek op tafel.

Pak je leesboek.

Begin met lezen.

Welkom!

Pak je leesboek.

Verder vandaag:

Bespreken huiswerk

Start paragraaf 4 spelling: verkleinwoorden

Bespreken huiswerk

Opdracht 6 t/m 10 van Spelling paragraaf 3 (blz 249-250).

Verkleinwoorden

Spelling §4

Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er je, kje, pje, tje of etje achter te zetten: 

bus – busje; geheim – geheimpje; laan – laantje; wandeling – wandelingetje. 

Soms moet je een medeklinker verdubbelen:
som – sommetje.

Let goed op:

Van sommige woorden op ng maak je het verkleinwoord met je; de g wordt dan een k:
haring – harinkje. 

Van andere woorden op ng maak je het verkleinwoord met etje: 

ring – ringetje

• Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld:
  pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
   
• Bij woorden op i verandert de i in ie:
  ski – skietje.

• Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje;
  maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: cowboy – cowboytje.
   
• Bij afkortingen komt een apostrof: wc – wc’tje. 
   
• Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.

Pak je laptop

En ga naar LessonUp

Wat is het verkleinwoord van
display

Wat is het verkleinwoord van
film

Wat is het verkleinwoord van
piano

Wat is het verkleinwoord van
pony

Wat is het verkleinwoord van
rekening

Wat is het verkleinwoord van
ster

Wat is het verkleinwoord van
baby

Wat is het verkleinwoord van
bal

Wat is het verkleinwoord van
menu

Wat is het verkleinwoord van
pluim

Wat is het verkleinwoord van
sprong

Wat is het verkleinwoord van
tuin

Aan de slag

Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 251.