Les 8

Planning

Afmaken oefentoets (of hulp vragen)

Nakijken oefentoets (of hulp vragen)


Klaar keuze? Extra oefenen met docenten of leren/oefenen voor je toets.


1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Planning

Afmaken oefentoets (of hulp vragen)

Nakijken oefentoets (of hulp vragen)


Klaar keuze? Extra oefenen met docenten of leren/oefenen voor je toets.


Slide 1 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 1

Het gen voor een normale sinaasappel is dominant over het gen voor navelsinaasappel

a. Een sinaasappel heeft genotype Bb. Is het dan een normale sinaasappel of een navelsinaasappel?

b. Geef het genotype van een navelsinaasappel

c. Een homozygote gewone sinaasappel wordt gekruist met een navelsinaasappel. 
    Hoe zien de genotypen van de nakomelingen er uit?

d. Je gaat de nakomelingen onderling weer kruisen.
     Hoeveel % van de nakomelingen zijn gewone sinaasappelen?

Slide 2 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 2
Het gen voor de paarse bloemen is Dominant over het gen voor witte bloemen.

Een tuinder kruist paarse bloemen die homozygoot zijn voor de bloemkleur met witte bloemen. 
Gebruik de letter R en r.

a. Wat zijn de genotypen van de ouders?

b. Maak een kruisingsschema

c. Wat is het genotype van F1?

d. Hoeveel procent is er aanwezig van dit genotype?

e. Wat is het fenotype (Welke kleur heeft de bloem)?

Slide 3 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 3
Bij cavia’s is het gen voor zwarte vacht dominant over het gen voor witte vacht.

Een witte cavia paart met een zwarte heterozygote cavia.

a. Schrijf de genotypen van de ouders op

b. Maak een kruisingsschema.

c. Hoeveel % van de kinderen is wit?

d. Hoeveel % is homozygoot?

Slide 4 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 4
In de meeste kruisingen is het genotype gegeven. 
In de volgende gevallen is dat niet zo en moet je 'terug redeneren'.

Een man en een vrouw die beide bruine ogen hebben krijgen kinderen met blauwe ogen (gebruik de letters A en a).

a. Maak een kruisingsschema en leg uit hoe bovenstaande kan. 
b. Hoe groot is de kans dat een kind van deze ouders bruine ogen heeft?

Slide 5 - Diapositive

Oefenen: Kruisingsschema nr. 5
Het gen voor doornloosheid bij rozen is recessief.

Na een kruising (P = ouders) van 2 rozen hebben alle rozen doorns.
Als deze rozen (kinderen F1 ) onderling weer gekruist worden blijken er echter doornloze rozen te ontstaan.

a. Wat moet het genotype van de ouders zijn?

b. Hoeveel % rozen met doornen verwacht je?

Slide 6 - Diapositive

Extra oefening: kruisingsschema
Opdracht A
Gebruik de letters A en a.
Een heterozygote fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam.  

Maak een kruisingsschema zoals je dat geleerd hebt. 
Geef de verhoudingen van F1 aan en trek conclusies.

Slide 7 - Diapositive

Extra oefening kruisingsschema
Antwoord
A
Opdracht 
meerkeuze

Slide 8 - Diapositive

Extra oefening Kruisingsschema
Opdracht B (meerkeuze)
Bij een bepaalde plantensoort wordt de bloemkleur door 1 gen bepaald. Zelfbestuiving van een plant met witte bloemen levert steeds zaden waaruit zich planten ontwikkelen met eveneens witte bloemen.

A Doordat deze plant homozygoot is voor de bloemkleur
B Doordat deze plant heterozygoot is voor de bloemkleur
C Doordat het gen voor witte bloemen dominant is
D Doordat het gen voor paarse bloemen dominant is
Antwoord
A: Homozygoot

Slide 9 - Diapositive

vraag 8-6

Slide 10 - Diapositive