Paragraaf 3.3 Leven aan de noordgrens deel 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Paragraaf 3.3 Leven aan de noordgrens

Klas 1K

Planning

1. Herhaling vorige les
2. Leerdoelen 
3. Uitleg paragraaf 3.3
4. Aan de slag met de werkwijzer

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen hoe met weinig mensen het Imperium Romanum bestuurd kon worden
2. Je kunt uitleggen wat het begrip Romanisering betekend 
3. Je begrijpt welke aspecten van de Romeinen overgenomen werd binnen Nederland

Welke steden in Nederland zijn door de Romeinen gesticht

1. Nijmegen en Maastricht
2. Nijmegen en Voorburg
3. Maastricht en Den Haag
4. Rotterdam en Den Haag

Noem twee kenmerken van de Grieks- Romeinse cultuur

Beschrijf hoe het leven in Nederland veranderde na de komst van de Romeinen

Begrippen

Romanisering 

Het overnemen van (delen van) de cultuur van de Romeinen

Imperium Romanum

Het Romeinse rijk. Soms alleen gebruikt voor het Romeinse keizerrijk (30 v.Chr. - 476 n.Chr.)

Romanisering

• Naast het leven in steden woonden veel mensen op het platteland
• Grote boerenbedrijven -> villa rustica 
• Bevolking nam steeds meer van de Romeinen over, dit wordt romanisering genoemd
• Brengen schrift, rechtspraak en infrastructuur

Meedoen of macht kwijt

• Voordelen met handel en politiek 
• De concurrent ging er met de voordelen vandoor als je niet mee deed
• Weinig mensen bestuurden Imperium Romanum
• Romeinen de baas
• Stammen in opstand 

Bataafse opstand

• Bekendste opstand in ons land in 69 n.Chr.
•  Julius Civilis leider 
• Keizer Nero was dood en er werd gevochten om zijn troon
• Nieuwe keizer maakte einde aan opstand
• Bataven werden mild gestraft

Tijdlijn 

Romeinen onder Julius Caesar voor het eerst in (Zuiden van) ons land. 

Cleopatra verslagen. Egypte wordt Romeins.

Bataafse opstand onder Julius Civilis.

50 v.Chr. 

31 v.Chr. 

69

Aan het werk

• Wat? Ga aan de slag met je werkwijzer. We hebben vandaag het tweede deel van paragraaf 3.3 behandeld. 3.2 en 3.3 zijn huiswerk voor volgende week
• Hoe? In je werkboek, in je schrift met behulp van je werkwijzer.
• Hulp? De docent en je boek.
• Tijd? 20 min.
• Uitkomst? Alvast bezig met de toetsvoorbereiding.
• Klaar? Ga verder met het volgende gedeelte van de werkwijzer. 

Volgende les 

• Paragraaf 3.4
• Huiswerk: paragraaf 3.2 en 3.3 van de werkwijzer zijn af