Begeleiden zorgvrager les 5

Begeleiden zorgvrager les 5
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Begeleiden zorgvrager les 5

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen Les 5
Je kunt uitleggen hoe je de begeleiding afstemt op de individuele zorgvrager. 
Je kunt toelichten hoe je rekening houdt met de levensfase van de zorgvrager. 


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma vandaag
  • Terugblik vorige les
  • Theorie zelfstandig doornemen
  • Behandelen theorie
  • Verwerkingsopdracht Thieme maken


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke aandachtspunten zijn er als je humor gebruikt in de begeleiding?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Aandachtspunten
tast het gevoel voor humor van de zorgvrager af, niet iedere zorgvrager kan een grap waarderen; 
pas op dat andere zorgvragers geen last hebben van jouw humoristische interventie; 
pas je humor aan aan het cognitieve vermogen van de zorgvrager, zorg ervoor dat de zorgvrager jouw grappen begrijpt; 
wees voorzichtig met humor bij psychiatrische zorgvragers;
zorg ervoor dat de zorgvrager weet dat hij ook met serieuze zaken bij jou terecht kan; 
let op je timing; maak geen grappen bij iemand die net slecht nieuws heeft gekregen; 
maak geen verkeerde (racistische of seksistische) grappen.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 2 soorten motivatie zijn er?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Motivatie
Motivatie is de prikkel die ervoor zorgt dat de zorgvrager iets doet of juist laat. 

Intrinsieke motivatie, dit is de motivatie die vanuit de zorgvrager zelf komt. 

Extrinsieke motivatie, alles wat niet uit de zorgvrager zelf komt maar hem wel motiveert tot bepaald gedrag.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke begeleidingsmethodiek ingezet wordt, is onder andere afhankelijk van het te bereiken doel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het is wetenschappelijk bewezen dat humor en lachen de zorgvrager kan helpen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Oplossingsgericht werken is als begeleidingsmethodiek geschikt voor iedere doelgroep.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Motivatie is objectief.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Intrinsieke motivatie is voor het begeleiden van de zorgvrager belangrijker dan extrinsieke motivatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

neem door uit de theorie
Module 3, hoofdstuk 2: paragraaf 2.1 Begeleiden van het individu
                                                 paragraaf 2.2 rekening houden met de levensfase                                                         van de zorgvrager


timer
20:00

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naar welke groepen kun je zorgvragers indelen?

Slide 14 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Als verzorgende kun je zv. op diverse manieren in groepen indelen:
  • naar hun levensfase;
  • naar hun ziektebeeld of beperking;
  • naar hun opvattingen over levensbeschouwing;
  • naar het (probleem)gedrag dat ze vertonen.

= Factoren die van invloed zijn op jouw begeleiding als vpk, maar geen mens is gelijk dus is ook geen zorgvrager gelijk. 
Je stemt je begeleiding af op individu, op afzonderlijke mens, los van alle (sociale) groepen waarvan zv. deel uit maakt.





Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begeleiding pas je aan op basis van:
1) Persoonlijkheid
Welke begeleiding is afhankelijk van individualiteit en eigenheid.  Persoonlijkheid van zorgvrager heeft daar een grote invloed op. Persoonlijkheid= eigenschappen van iemand op gebied van voelen, denken en doen.

2) Gedrag
=Gedrag is alles wat mensen doen en wat andere mensen kunnen waarnemen. Iedereen vertoont altijd gedrag, ook jij als VZ.

Soms is gedrag bewust=bepaalde bedoeling of als reactie ergens op. 
Gedrag kan onbewust zijn=doet iets zonder dat je er zelf erg in hebt. 

Belangrijk dat je inzicht hebt in het gedrag van de zorgvrager, dat je weet waarom hij bepaald gedrag vertoont en wat het gedrag betekent.

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In de begeleiding hou je rekening met de levensfase van de zorgvrager: 

De levensfase waarin de zorgvrager zich bevindt, heeft veel invloed op de begeleiding die je als verpleegkundige geeft. Je communiceert met een kind bijvoorbeeld compleet anders dan met een jongvolwassene. Bij iedere levensfase hoort een andere mate van sociale, emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
15:00
Opdracht:

Maak van de studenten in de klas 4 groepjes
Zoek op in theorie boek of via andere informatie bronnen:

Welke aandachtspunten (behoeften/noden/wensen)
zijn belangrijk in de begeleiding van: 
-Kinderen
-Pubers en adolescenten
-Begeleiden van volwassenen
-Begeleiden van ouderen


Slide 18 - Diapositive



Kinderen:
  • Kinderen hebben behoefte aan veiligheid
  • Kinderen die zorg nodig hebben kind kunnen zijn. Net als andere kinderen moeten ze kunnen spelen en hun mogelijkheden onderzoeken, grenzen verleggen en grenzen opgelegd krijgen. 
  • Kinderen kunnen zichzelf vaak nog geen voorstelling maken van wat hen te wachten staat. Als verpleegkundige bereid je een kind daarom voor op wat er gaat gebeuren
Pubers en adolescenten:
Pubers (12-17 jaar) zijn op zoek naar hun identiteit. 
  • Ze zoeken antwoorden op vragen als: wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik? Begeleid je als verpleegkundige een zorgvrager in de puberleeftijd, zie en behandel hem dan als een persoon en niet als zorgvrager. 
  • Zieke pubers of pubers met een beperking leiden vaak een totaal ander leven dan hun leeftijdsgenoten. 
  • Het missen van leuke ervaringen of het niet naar school kunnen kan voor pubers erg zwaar zijn en van invloed zijn op hun stemming. Sowieso kunnen hun emoties pubers erg bezighouden; onzekerheid, neerslachtige buien, woede-uitbarstingen horen allemaal bij het gedrag van pubers. Pubers experimenteren ze met hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid.
Bij de adolescent (17-22 jaar) is de identiteit al duidelijker gevormd. 
  • Maakt eigen keuzes voor de toekomst; studie, werken, partner, zelfstandig wonen. 
  • Heeft de adolescent zijn impulsen en emoties meer onder controle dan de puber. Hij kent zijn eigen identiteit beter en dat geeft houvast. 
  • Adolescenten zijn vaak gericht op vrijheid. Ziek zijn en zorg nodig hebben kan die vrijheid behoorlijk inperken. Zorg dat je in je begeleiding hiermee rekening houdt en geeft de adolescent zoveel mogelijk vrijheid. 
Begeleiden volwassenen (22-67 jaar) 
  • Jongvolwassenen (22-40 jaar) zijn bijvoorbeeld erg gericht op de toekomst en op zoek naar mogelijkheden en grenzen. 
  • Voor de jong- en middenvolwassene (40-55 jaar) geldt dat hun leven vaak draait om de relatie met de partner, kinderen krijgen en opvoeden, werken/carrière, de relatie met de eigen ouders
  • Rond 40e levensjaar kunnen volwassenen last krijgen van een midlifecrisis en zichzelf afvragen of ze in hun leven wel de juiste keuzes hebben gemaakt, of ze wel het leven leiden wat ze willen. .
  • De meeste vrouwen menstrueren tussen hun 40e en 60e jaar voor de laatste keer.  Met de menopauze is de vruchtbare periode in het leven van de vrouw voorbij. De overgang kan door veranderende hormoonhuishouding veel lichamelijke en psychische klachten veroorzaken als opvliegers, hevig transpireren, vermoeidheid, slapeloosheid, stemmingswisselingen en humeurigheid, concentratiestoornissen
Begeleiding van ouderen:
  • Ouderen vaak minder gezond en daardoor meer afhankelijk en hulpbehoevend. 
  • Ouderen hebben een heel leven achter zich. Een leven met lief en leed, waar ze in deze fase van hun leven op terugkijken en dat ze op waarde gaan schatten.
  • Gedrag van de ouderen kan voort komen uit zijn levensloop. Gedrag heeft altijd een oorzaak. Verdiep je daarom als verpleegkundige in het levensverhaal van de oudere. Vraag hem ernaar, of zijn naasten als de oudere het zelf niet kan of wil vertellen.

Fijne vakantie!!!!

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions