Kapitel 1 - Lektion 1 (3)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Kapitel 1 - Lektion 1

Programm

• Hausaufgaben
• Grammatik AB
• An die Arbeit..

Kapitel 1
Grammatik AB

Kapitel 1

Grammatik AB

• Persoonlijke voornaamwoorden
• Zwakke werkwoorden

Het persoonlijk voornaamwoord

• Verwijst naar een persoon, een groep personen of
    voorwerpen. Bijvoorbeeld: ik, jij, hij. 

NL	ik	jij	hij	zij	het	wij	jullie	zij	u
DU	ich	du	er	sie	es	wir	ihr	sie	S ie

Zwakke werkwoorden in de 

tegenwoordige tijd

Basisregel

1. Bepaal de stam door -en van het hele werkwoord af te halen.
2. Plaats achter de stam de uitgang die hoort bij het persoonlijk voornaamwoord: 
   esttenten - (fe)esttenten

Zwakke werkwoorden in de o.t.t.

	wohnen	spielen
ich	wohn e	spiel e
du	wohn st	spiel st
er/sie/es	wohn t	spiel t
wir	wohn en	spiel en
ihr	wohn t	spiel t
sie/Sie	wohn en	spiel en

Zwakke werkwoorden in de o.t.t.

Werkwoorden met de stam op een sisklank (s, ß, z, x)

Als de stam op een sisklank eindigt, dan krijgt du alleen nog maar een -t als uitgang i.p.v. -st!

Zwakke werkwoorden in de o.t.t.

	tanzen
ich	tanz e
du	tanz t
er/sie/es	tanz t
wir	tanz en
ihr	tanz t
sie/Sie	tanz en

Het voltooid deelwoord van 

zwakke werkwoorden

Basisregel
ge + stam + t

Voorbeelden
wohnen > gewohnt               Ich habe in Eersel gewohnt
spielen  > gespielt                  Ich habe mit einem Bär gespielt. 

ik

jij

hij

zij

het

du

sie

Sie

es

ich

er

wir

wij

jullie

zij

u

du

sie

Sie

ihr

ich

er

wir

1. Ich (wohnen) ... in Deutschland.

2. (Lachen) ... ihr jeden Tag?

3. Erich und Tom (reisen) ... viel.

4. Warum (grüßen) ... du mich nicht?

An die Arbeit

• Freitag, den 4. September 2020
   Bestudeer Gramm. A en B. 
   Maak opdracht 7 t/m 10 (blz. 12 en 13).