Energiesystemen: hoe ons lichaam brandstof gebruikt

Energiesystemen: hoe ons lichaam brandstof gebruikt
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Energiesystemen: hoe ons lichaam brandstof gebruikt

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
- Begrijpen van de 3 voornaamste energiesystemen van het menselijk lichaam
- Uitleggen van deze systemen aan de hand van voorbeelden
- Beantwoorden van 3 multiplechoice kennisvragen met 4 antwoorden waarvan er 1 juist is

Slide 2 - Diapositive

Leg de leerdoelen uit aan de studenten. Vertel waarom het belangrijk is om te weten hoe het menselijk lichaam energie produceert.
Wat weet je al over de energiesystemen van het menselijk lichaam?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Energieproductie
Ons lichaam heeft energie nodig om te kunnen bewegen. Deze energie komt van de voeding die we binnenkrijgen en wordt omgezet in adenosinetrifosfaat (ATP) voor spiercontracties.

Slide 4 - Diapositive

Laat de studenten nadenken over welke soorten activiteiten energie vereisen en hoe het lichaam dit produceert.
Anaëroob Alactisch systeem
Dit systeem voorziet het lichaam van energie voor korte, snelle en explosieve bewegingen zoals sprinten en gewichtheffen. Het produceert geen melkzuur en maakt geen gebruik van zuurstof.

Slide 5 - Diapositive

Vraag de studenten om voorbeelden te geven van activiteiten die gebruik maken van het anaëroob alactisch systeem.
Anaëroob lactisch systeem
Dit systeem voorziet het lichaam van energie voor middellange activiteiten zoals een 400 meter sprint. Het produceert melkzuur en maakt geen gebruik van zuurstof.

Slide 6 - Diapositive

Vraag de studenten om voorbeelden te geven van activiteiten die gebruik maken van het anaëroob lactisch systeem.
Aerobe systeem
Dit systeem voorziet het lichaam van energie voor langdurige activiteiten zoals een marathon. Het produceert geen melkzuur en maakt gebruik van zuurstof.

Slide 7 - Diapositive

Vraag de studenten om voorbeelden te geven van activiteiten die gebruik maken van het aerobe systeem.
Voorbeelden
Voorbeelden van het anaëroob alactisch systeem zijn een 100 meter sprint of een gewichthefsessie. Voorbeelden van het anaëroob lactisch systeem zijn een 400 meter sprint of een hockeywedstrijd. Voorbeelden van het aerobe systeem zijn een marathon of een lange fietstocht.

Slide 8 - Diapositive

Laat de studenten in groepjes activiteiten bespreken en bepalen welk energieproductiesysteem het meest geschikt is voor die activiteit.
Kennisvraag 1
Welk energiesysteem voorziet het lichaam van energie voor korte, snelle en explosieve bewegingen?

Slide 9 - Diapositive

Geef de studenten tijd om de vraag te beantwoorden en bespreek daarna het juiste antwoord.
Kennisvraag 2
Welk energiesysteem voorziet het lichaam van energie voor middellange activiteiten?

Slide 10 - Diapositive

Geef de studenten tijd om de vraag te beantwoorden en bespreek daarna het juiste antwoord.
Kennisvraag 3
Welk energiesysteem voorziet het lichaam van energie voor langdurige activiteiten?

Slide 11 - Diapositive

Geef de studenten tijd om de vraag te beantwoorden en bespreek daarna het juiste antwoord. Evalueer of de leerdoelen zijn behaald.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.