Verwerking theorie schrijfstijl les 5

Wat is alliteratie?
A
Herhaling van dezelfde beginletters
B
Een soort klanknabootsing
C
Een stijlfiguur met herhaling
D
Gebruik van rijm in poëzie
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat is alliteratie?
A
Herhaling van dezelfde beginletters
B
Een soort klanknabootsing
C
Een stijlfiguur met herhaling
D
Gebruik van rijm in poëzie

Slide 1 - Quiz

Voorbeeld van alliteratie?
A
Oranje rozen in de wind
B
Lieve Liza leest boeken
C
De hond krabt de bank
D
De zon schijnt fel vandaag

Slide 2 - Quiz

Een ellips is een incomplete zin en is bedoeld om de aandacht te trekken
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

Wat is een ellips?
A
Een weglating van woorden
B
Een letterlijke betekenis
C
Een stijlfiguur in de taal
D
Een soort zinstructuur

Slide 4 - Quiz

Welke zin bevat een ellips?
A
Ik hou van tennis. Zij houdt van voetbal.
B
Ik hou van tennis. Zij van voetbal.
C
Wordt vervolgd.
D
De jongen schrijft.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die de tekststructuur verduidelijken
B
Woorden zonder betekenis
C
Alleen gebruikte woorden in poëzie
D
Woorden die een verband aangeven

Slide 6 - Quiz

Welke van de volgende is een signaalwoord?
A
Zwart
B
Daarom
C
Tafel
D
Echter

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van dysfemisme?
A
Tijdschriften voor periodeblad
B
Lichaamsafval voor ontlasting
C
Huis voor woning
D
Auto voor voertuig

Slide 8 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van dysfemisme?
A
Verzachtende uitdrukking
B
Eufemisme
C
Synoniem
D
Metafoor

Slide 9 - Quiz

Waarom gebruiken mensen dysfemisme?
A
Voor humor of sarcasme
B
Om iets te verhelderen
C
Om respect te tonen
D
Om iets onaangenaam te maken

Slide 10 - Quiz

Wat is een synoniem van 'blij'?
A
gelukkig
B
boos
C
vrolijk
D
verdrietig

Slide 11 - Quiz

Wat is een kenmerk van een hyperbool?
A
Het is een feitelijke bewering.
B
Het is een overdreven uitspraak.
C
Het is letterlijk waar.
D
Het is een figuurlijke uitdrukking.

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een hyperbool?
A
De zon schijnt helder.
B
Ik heb het al duizend keer gezegd.
C
Het is zo koud als de Noordpool.
D
Ik ben moe.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Dit is een voorbeeld van een?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is een eufemisme?

Slide 16 - Carte mentale

Welke formuleerfout? Het leerwerk had Bas van tevoren goed gepland
A
Pleonasme
B
Tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 17 - Quiz

In iedere vaste standaarduitrusting zit een zakmes verpakt.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
onjuiste herhaling

Slide 18 - Quiz

Wat is een tautologie?
A
Een herhaling van hetzelfde begrip
B
Een grammaticale fout
C
Een stijlfiguur zonder betekenis
D
Een tegenstrijdigheid in zinnen

Slide 19 - Quiz

Voorbeeld van een tautologie?
A
Gratis en voor niets
B
Klein en groot
C
Snel en efficiënt
D
Zwart en wit

Slide 20 - Quiz

aan de slag

Slide 21 - Diapositive

Antwoorden 5.4
5 – 4b Ellips
5 - 4c Zo ontstaat er ‘snelheid’. De mededelingen vallen op en krijgen extra kracht.
5 - 4d (11) Zijn jagen, zijn dribbels, zijn passing. (12) Machtig mooi.
5 - 4e De zin beschrijft een snelle schijnbeweging. De zin zelf is, door al die korte stukjes tussen komma’s, ook ‘snel’.
5 - 4f Machtig mooi.
5 - 4g bliksem snel, een pass uit duizenden, wonderavond, ziedend.
5 - 4i De zin geeft een opsomming, zonder dat er persoonsvormen of onderwerpen worden gebruikt

Slide 22 - Diapositive

Antwoorden 5.5
5 – 5a Willem raakt.
5 - 5b Ellips
5 - 5c kalm / rustig / vredig
5 - 5e De rapper begint niet meteen met zijn optreden, maar hij creëert spanning door een
onverwachte aankleding. De journalist begint ook niet met de beschrijving van het optreden, maar
met een trage beschrijving van het podium en de reactie van het publiek.
5 - 5f plots
5 - 5h De zin geeft een opsomming, zonder persoonsvorm of onderwerp.
5 - 5i De laatste zin geeft de conclusie: die is zo kort mogelijk geformuleerd. Doordat de zinnen
ervoor lang zijn, springt deze laatste zin er nog meer uit.

Slide 23 - Diapositive

Vergelijken
Zoek twee personen die dezelfde opdracht hebben gekozen. (Je werkt dus in drietallen)
Lees elkaars teksten. 
- Heeft de schrijver opvallende stijl gebruikt? Zo ja, waar? Is dit goed? Zo nee, hoe zou de schrijver dit kunnen verbeteren?
- Verbeter/herschrijf vervolgens je eigen tekst op basis van de feedback

Slide 24 - Diapositive