oefenen SO OT blok 1 en 2 (rvl)

Oefenen over taal blok 1 en 2
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenen over taal blok 1 en 2

Slide 1 - Diapositive

Wat is de betekenis van het woord 'afwijken'?
A
de andere kant op gaan
B
duidelijk maken
C
anders zijn dan
D
niet goed vinden

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'toestemmen'?
A
iets goed vinden
B
iets duidelijk maken
C
iets kunnen gebruiken
D
iets wat van toepassing is.

Slide 3 - Quiz

Wat is de betekenis van het woord 'aanduiden'?
A
iets goed vinden
B
iets duidelijk maken
C
iets kunnen gebruiken
D
iets wat van toepassing is.

Slide 4 - Quiz

Maak een zin met het woordje 'belemmeren', waaruit blijkt dat je de betekenis kent.

Slide 5 - Question ouverte

Maak een zin met het woordje 'onderverdelen', waaruit blijkt dat je de betekenis kent.

Slide 6 - Question ouverte

Maak een zin met het woordje 'gelden', waaruit blijkt dat je de betekenis kent.

Slide 7 - Question ouverte

Een werkgever mag je niet zomaar ontslaan.

'werkgever' betekent:
A
wijkgebouw waar je koffie kan drinken
B
verzekering waarvoor je geld betaalt
C
lid van een gemeentebestuur
D
bedrijf waarbij mensen werken.

Slide 8 - Quiz

De school is ... in twaalf klassen.
A
afgekeurd
B
beheerst
C
onderverdeeld
D
vertoond

Slide 9 - Quiz

De onderstaande tekst kun je beter niet gebruiken tegen een volwassene.
Vet cool, dat ik je hier tegenkom!

Hoe kun je het wél tegen een volwassene zeggen?

Slide 10 - Question ouverte

De onderstaande tekst kun je beter niet gebruiken tegen een volwassene.
Ik heb een mega haast. Doei!

Hoe kun je het wél tegen een volwassene zeggen?

Slide 11 - Question ouverte

Noem een synoniem voor 'lachen'.

Slide 12 - Question ouverte

Noem een synoniem voor 'vies'.

Slide 13 - Question ouverte

Noem een synoniem voor 'huis'.

Slide 14 - Question ouverte

welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'het hergebruik'.

Slide 15 - Question ouverte

welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de inzet'.

Slide 16 - Question ouverte

welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de hulp'.

Slide 17 - Question ouverte

welk werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord 'de kook'.

Slide 18 - Question ouverte

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'ontspannen'

Slide 19 - Question ouverte

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'isoleren'

Slide 20 - Question ouverte

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij het werkwoord 'bakken'

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent het woord 'sterfteoverschot'?
Leg het antwoord in eigen woorden uit.

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent het woord 'premie'?
Leg het antwoord in eigen woorden uit.

Slide 23 - Question ouverte

Maak een zin met 'binnen de kortste keren' waaruit de betekenis blijkt.

Slide 24 - Question ouverte

Maak een zin met 'wrijving' waaruit de betekenis blijkt.

Slide 25 - Question ouverte

Maak een zin met 'werkgever' waaruit de betekenis blijkt.

Slide 26 - Question ouverte

wethouder =
A
de baas van een regering
B
de baas van alle ministers
C
lid van een gemeentebestuur
D
iemand die wetten bedenkt.

Slide 27 - Quiz

vaststellen =
A
iets goed vastzetten met een schroevendraaier
B
precies aangeven
C
duidelijk maken
D
vastlopen met iets

Slide 28 - Quiz

een aanzoek doen
A
een boete geven
B
niet lekker in je vel zitten
C
premie betalen
D
vragen of iemand met je wil trouwen.

Slide 29 - Quiz

spectaculair
A
mooi en lief
B
opvallend en spannend
C
hooggespannen
D
heel grote

Slide 30 - Quiz

schadevergoeding
A
geld dat je betaalt aan een verzekering
B
geld voor wat kapot gemaakt is
C
een boete voor het veroorzaken van schade
D
premie

Slide 31 - Quiz

Wat is de betekenis van 'toepassen'?

Slide 32 - Question ouverte

Wat is de betekenis van 'vertonen'?

Slide 33 - Question ouverte

Wat is de betekenis van 'systeem'?

Slide 34 - Question ouverte

Wat betekent 'ergens een nachtje over slapen?'

Slide 35 - Question ouverte

Wat betekent 'rein'?

Slide 36 - Question ouverte

wat zijn 'experts'?

Slide 37 - Question ouverte

Wat is een enquête?

Slide 38 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat 'op één oor liggen' betekent.

Slide 39 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat 'het gaat het ene oor in, en het andere weer uit' betekent.

Slide 40 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat 'Ik sta met mijn mond vol tanden' betekent.

Slide 41 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat 'Ik loop op mijn tandvlees' betekent.

Slide 42 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat 'de overheid' is.

Slide 43 - Question ouverte

Wat betekent ' toestemmen'?

Slide 44 - Question ouverte