H6 spelling werkwoordstijden 1V

H6 Spelling tijden van een werkwoord
Lesdoel:
Na deze les
- kan je de verschillende werkwoordsvormen herkennen en correct spellen
- kan je de verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H6 Spelling tijden van een werkwoord
Lesdoel:
Na deze les
- kan je de verschillende werkwoordsvormen herkennen en correct spellen
- kan je de verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen

Slide 1 - Diapositive

werkwoordsoorten, -vormen en tijden

soorten: zww, hww en kww
vormen: inf, VD, OD, en pvtt en pvvt
Nieuw**
tijden: o.t.t.; o.v.t.; v.t.t. en v.v.t.

Slide 2 - Diapositive

Doel van vandaag


Je kunt de 4 (van de 8) verschillende werkwoordstijden onderscheiden.
Programma


Werkwoordstijden
Zelfstandig leren
Afsluitende quiz

Slide 3 - Diapositive

werkwoordstijden
Nieuw Nederlands 1V p. 186

Waarom is het zo belangrijk?
Waarom was het zo belangrijk?
Wat is belangrijk geweest?
Wat was belangrijk geweest?

Slide 4 - Diapositive

Stappenplan
  • Bepaal het gezegde.
  • PV: tegenwoordige of verleden tijd?
  • onvoltooid of voltooide tijd?  

Slide 5 - Diapositive

De tijden van het werkwoord 
Tegenwoordige tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t)
Voorbeeld: ik leer. 

2 voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t)
Voorbeeld: ik heb geleerd. 

Slide 6 - Diapositive

De tijden van het werkwoord 
Verleden tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid verleden tijd (o.v.t)
Voorbeeld: ik leerde. 

2 voltooid verleden tijd (v.v.t)
Voorbeeld: ik had geleerd. 

Slide 7 - Diapositive

Blijf bij de tijd!
Verleden of tegenwoordige tijd.
Heb je een samengestelde zin? (zin met meerdere persoonsvormen)
De tijden moeten dan gelijk zijn.
Wat zou (vt) jij doen als jij € 100 vond (vt)? 
Wat doe (tt) jij als je € 100 vindt (tt)?

Slide 8 - Diapositive

Zelfstandig leren
NN H 6 spelling
Opdrachten 1 en 2 maken tweetallen
10 minuten
daarna klassikaal bespreken

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Jacob werkt als professioneel tester van hondenvoeding
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 11 - Quiz

Hij heeft in die baan al heel wat hondenvoeding geproefd
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 12 - Quiz

Volgens Jacob verschilt de smaakzin van die van mensen
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 13 - Quiz

Maar ook bij honden moeten de ingrediënten in balans zijn.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 14 - Quiz

Tot nu toe at hij het liefst lam met erwten en peterselie
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 15 - Quiz

Hij was zoals altijd begonnen met een zorgvuldige blik op het voer.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 16 - Quiz

Zo had hij de hoeveelheid bosbessen en groene bonen vastgesteld.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 17 - Quiz

Daarna rook hij aan het hondenmaaltje
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 18 - Quiz

De geur vertelde hem echter al genoeg.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 19 - Quiz

Zo smerig had een blik hondenvoer nog nooit geroken.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 20 - Quiz

Volgens de producent is er iets heel erg misgegaan.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 21 - Quiz

Bijna altijd neemt Jacob een hap van het hondenvoer.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 22 - Quiz

Daarna wordt de beoordeling van het recept gemaakt.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 23 - Quiz

Maar die ene keer heeft hij het proeven toch maar overgeslagen.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 24 - Quiz