Taalbeschouwing thema 6

• Nederlands
• Lager onderwijs

Taalbeschouwing thema 6

Wie of wat de handeling verricht.
Wie of wat iets doet? Noemen we het .................................

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Mama eet een pizza.

1. mama
2. eet
3. een pizza

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Gisteren zagen de lieve meisjes een roze auto.

1. de lieve meisjes
2. een roze auto

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Slapende honden mag je niet wakker maken.

1. slapende honden
2. je

Zinnen ontleden

Stap 1: Wie of wat is het onderwerp.

Stap 3: Kleur de werkwoorden die vertellen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt

groen

OF kleur het werkwoord en de woorden die zeggen wat of hoe het onderwerp is

of wordt geel

STAP 4 + 5: vraagwoorden met blauw, schrijf ze eronder.

We oefenen enkele zinnen.

zin 1: Die vraag is niet dom. 

Zin 2: Gisteren waren de jongens op de speelplaats. 

Zin 3: De lieve katten sliepen met hun speeltje op de bank. 

zin 4: Hij wordt morgen 5 jaar. 

Als we het onderwerp en de werkwoorden al hebben aangeduid.
Heb je bij stap 4: wie of wat? Hoe heet dit deel in het secundair?

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp

Sommige werkwoorden kunnen een aanvulling wie of wat hebben. Geef eens een voorbeeld.

Sommige werkwoorden kunnen GEEN aanvulling wie of wat hebben. Geef eens een voorbeeld.

Geef eens een voorbeeld van een mededelende zin.

Geef eens een voorbeeld van een bevel.

Geef eens een voorbeeld van een uitroep.

Wat vind je nog moeilijk?