§6.2 Reactiesnelheid

Reactiesnelheid 

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Reactiesnelheid 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je kunt benoemen welke 3 factoren nodig zijn voor een effectieve botsing en dus tot een reactie leiden.
  • Je kunt de 5 factoren invloed hebben om de reactiesnelheid benoemen en uitleggen. 
  • Je kunt de reactiesnelheid berekenen en dit in een diagram weergeven.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Dus wat is nodig voor een effectieve botsing (3 factoren)?

Slide 4 - Question ouverte

Voor een effectieve botsing:
  • Moeten de deeltjes in de gelegenheid zijn om tegen elkaar te botsen;
  • Moet de totale energie van de stoffen voldoende hoog zijn;
  • Moet de ruimtelijke oriëntatie van de deeltjes juist zijn.



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Welke factoren hebben invloed op de reactiesnelheid?

Slide 8 - Question ouverte

Factoren die invloed hebben op de reactiesnelheid 

  • Soort stof
  • Concentratie (volume, druk)

  • Temperatuur 
  • Verdelingsgraad 
  • Aanwezigheid katalysator



Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Leg uit met behulp van het botsende deeltjesmodel waarom melkpoeder wel brandt als het wordt gestrooid op de kaars, maar niet als het op een hoopje ligt en de lucifer erbij wordt gehouden.

Slide 11 - Question ouverte

Reactiesnelheid berekenen
  • Gemiddelde reactiesnelheid
  • Uitgedrukt in mol per liter per seconde (mol L-1 s-1)

  • Snelheid s = molariteit (mol/L) / tijd (s)



Slide 12 - Diapositive

Reactiesnelheid berekenen
  • Benoem bij de reactiesnelheid vanuit welke stof je beredeneert OF corrigeer met de coëfficiënten. 
  • Voorbeeld op volgende slide.



Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld: 2 A (g) -> B (g)
Gegevens: [A] daalt in 8,40 minuten van 0,200 M naar 0,166 M.
Bereken de gemiddelde reactiesnelheid.
t = 8,40 min * 60 = 504 s
[A] = 0,200-0,166=0,034 M      [B]=0,034/2=0,017 M
s (A)= 0,034 M / 504 s = 6,8 mol A L-1 s-1 
s (B) = 0,017 M / 504 s = 3,4 mol B L-1 s-1
OF s=6,8/2=3,4 mol L-1 s-1 (maakt niet uit of je reactiesnelheid voor A of B geeft als je deelt door de coëfficiënt uit de reactievergelijking).

Slide 14 - Diapositive

Reactiesnelheid 
Voorbeeld: 2 NH3 --> N2 + 3 H2

  • Begin reactie 0 mmol H2
  • Lijn q geeft mmol H2 aan op einde reactie.
  • Reactiesnelheid begint hoog, neemt af in de tijd. Bij q is reactiesnelheid 0.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld: Mg + 2 H+ -> Mg2+ + H2
Bereken de gemiddelde reactiesnelheid tussen 10 en 20 seconden in mol H2 per seconde (T=298 K, p=p0).


    Slide 16 - Diapositive



    Op tijdstip t is de reactie klaar. Welk diagram geeft de juiste weergave?
    A
    Diagram A
    B
    Diagram B
    C
    Diagram C
    D
    Diagram D

    Slide 17 - Quiz

    Wat is de werking van stof X?
    A
    Reactiemengsel afkoelen
    B
    Werkt als katalysator
    C
    Levert ook zuurstof
    D
    Verbruikt zuurstof

    Slide 18 - Quiz